*Aprender Holandês com a Vanda*
Sou uma aluna de holandês e pretendo partilhar com vocês os meus tpc e de algum modo poder ajudar-vos. Este projecto ainda se encontra numa fase embrionária. Ainda estou a descobrir o blog e suas funcionalidades mas espero atingir o objectivo. Inicialmente vou arrancar com matéria, diversos textos e alguma gramática traduzida em português. A médio prazo, passar os textos e alguma matéria em video para treinarem a dicção/pronúncia. Bons estudos!
domingo, 7 de fevereiro de 2016
Site aconselhável para aprender Holandês. Texto, audio e gramática.
http://www.stationnederlands.nl/publicaties/stationnederlands/
domingo, 24 de maio de 2015
22 – Het huishouden Manual Delftse Methode
22 – Het huishouden
Criado
por Vanda Gomes
Anne ................................Piet
Wc Schoonmaken ...........Afwassen
De was doen ...................Koken
Kamers opruimen ...........Koffie
zetten
Wie maakt graag het huis
schoon? Wie vindt het fijn om af te wassen? Wie ruimt met plezier de
kamers op? Zeg eens eerlijk, niemand toch?
De meeste personen vinden
het geen leuke taak om het luishouden te doen. Toch is het
noodzakelijk: we moeten immers eten, dus iemand moet het eten
klaarmaken. We willen graag schone kleren dragen. Dan moet de was
regelmatig worden gedaan. Wie doet dat?
Vroeger was dat allemaal
de taak van de vrouw. Het huis was haar terrein. Zij bleef thuis.
Mannen werkten elke dag, behalve zondag. Ze maakten lange dagen en
kwamen laat thuis. Ze verdienden weinig en hadden nauwelijks
vakantie.
Vrouwen kregen veel
kinderen. Daardoor waren ze gebonden aan huis. Zeker als een kind
pas geboren is, heelft het de moeder nodig. De moeder is dan
natuurlijk nog niet sterk genoeg om de hele dag te gaan werken en
tegelijk voor het kind de zorgen.
Doordat vrouwen thuis
moesten blijven, verdienden ze ook geen geld. Soms mochten ze zelfs
niet werken. Die situatie is gelukkig veranderd.
Vrouwen zijn nu veel
minder aan huis gebonden dan in het verleden. Gemiddeld krijgen
vrouwen in nos land nog slechts twee kinderen. Vrouwen met een baan
mogen, wanneer het kind wordt geboren, een aantal maanden
thuisblijven. En ze worden gewoon betaald. We zien dan ook dat
tegenwoordig veel vrouwen een baan hebben. Het gevolg is dat de vrouw
onmogelijk thuis alles kan doen. Daarvoor is ook geen enkele reden.
De man heft meer vrije tijd. Iedereen werkt nu immers veel korter dan
vroeger. De taken in het huishouden moeten daarom verdeeld worden.
Dat betekent dat ook een man energie moet steken in het huishouden.
Dat past in een moderne maatschappij. Daarover is iedereen het toch
wel eens? Of heeft iemand een andere mening?
*****
Het
huishouden
Anne ......................................................|Piet
Wc Schoonmaken:lavar WC .................|Afwassen: Lavar
De was doen : Lavar a roupa .................|Koken: cozinhar
Kamers opruimen:Arrumar o quarto .....|Koffie zetten: Fazer Café
Wie maakt graag het huis
schoon? Wie vindt het fijn om af te wassen? Wie ruimt met plezier de
kamers op? Zeg eens eerlijk, niemand toch? ......|Quem gosta de limpar a
casa? Quem gosta de lavar a louça? Quem limpa com prazer os quartos?
Honestamente, ninguém certo?
De meeste personen vinden
het geen leuke taak om het huishouden te doen. Toch is het
noodzakelijk: we moeten immers eten, dus iemand moet het eten
klaarmaken. We willen graag schone kleren dragen. Dan moet de was
regelmatig worden gedaan. Wie doet dat? ..... |A maioria das pessoas
não acham que tarefas domésticas uma tarefa divertida. No entanto,
é necessário: é preciso comer, por isso alguém tem que preparar a
comida. Nós gostamos de usar roupas limpas. Por isso, a lavagem da
roupa deve ser feita regularmente. Quem faz isso?
Vroeger was dat allemaal
de taak van de vrouw. Het huis was haar terrein. Zij bleef thuis.
Mannen werkten elke dag, behalve zondag. Ze maakten lange dagen en
kwamen laat thuis. Ze verdienden weinig en hadden nauwelijks
vakantie. .........|No passado costumava ser o trabalho da mulher. A casa
era o seu terreno. Ela ficava em casa. Homens trabalhavam todos os
dias, exceto aos domingos. Eles trabalhavam longos dias e chegava
tarde a casa. Eles ganhavam pouco e não tinham férias.
Vrouwen kregen veel
kinderen. Daardoor waren ze gebonden aan huis. Zeker als een kind
pas geboren is, heeft het de moeder nodig. De moeder is dan
natuurlijk nog niet sterk genoeg om de hele dag te gaan werken en
tegelijk voor het kind de zorgen. .........|As mulheres tinham muitos
filhos. Por isso, elas estavam presas em casa. Especialmente quando
uma criança era recém-nascida, precisa da mãe. A mãe,
naturalmente, ainda não está forte o suficiente para ir trabalhar
o dia todo e ao mesmo tempo tratar da criança.
Doordat vrouwen thuis
moesten blijven, verdienden ze ook geen geld. Soms mochten ze zelfs
niet werken. Die situatie is gelukkig veranderd. ........|Por as mulheres
terem de ficar em casa, elas não ganhavam dinheiro. Às vezes, elas
não podiam mesmo trabalhar. Essa situação felizmente mudou.
Vrouwen zijn nu veel
minder aan huis gebonden dan in het verleden. Gemiddeld krijgen
vrouwen in ons land nog slechts twee kinderen. Vrouwen met een baan
mogen, wanneer het kind wordt geboren, een aantal maanden
thuisblijven. En ze worden gewoon betaald. We zien dan ook dat
tegenwoordig veel vrouwen een baan hebben. Het gevolg is dat de vrouw
onmogelijk thuis alles kan doen. Daarvoor is ook geen enkele reden.
De man heeft meer vrije tijd. Iedereen werkt nu immers veel korter
dan vroeger. De taken in het huishouden moeten daarom verdeeld
worden. Dat betekent dat ook een man energie moet steken in het
huishouden. Dat past in een moderne maatschappij. Daarover is
iedereen het toch wel eens? Of heeft iemand een andere mening? |As
mulheres estão agora muito menos presas em casa do que no passado.
Em média, têm as mulheres no nosso país apenas dois filhos. As
mulheres que têm um emprego podem, quando a criança nasce, ficar em
casa por alguns meses. E elas são pagas na mesma. Nós vemos que
hoje muitas mulheres têm um emprego. O resultado é que é
impossivel para a mulher fazer tudo em casa. Para isso também não à
nenhuma razão. O homem tem mais tempo livre. Afinal, toda a gente
trabalha muito menos tempo do que antes. As tarefas domésticas
deviam por isso ser divididas. Isso significa que um homem também
deve de perder energia na limpeza da casa. Isso se encaixa na
sociedade moderna. Nisso esta toda a gente de acordo, certo? Ou à
alguém que tenha uma opinião diferente?
quarta-feira, 6 de maio de 2015
Woord voor woord les 12. .*Het boek. Site: Nederland Taal
Woord voor woord les 12. .................*Het boek.
Woorden:
Werkwoord ....*Zelfstandige naamwoorden ..*Overige woorden
maak ..............*de rij ...........................................*hier – daar
.........................*de postcode ..............................*oud – nieuw
........................*het huiswerk ...............................*eerste
................................................................................*laatste
................................................................................*onderaan – bovenaan
................................................................................*zwart
................................................................................*blauw
................................................................................*dik - dun
Video:
Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 12 Het boek
Ik heb hier een boek.
Hier is een boek.
Daar is een boek.
Hier - daar.
Hier - daar.
Ik heb hier een boek.
Dit boek is dun.
Dit boek is dik.
Dun - dik.
Dit boek hier is klein.
Het boek daar is groot.
Het boek hier is klein.
Het boek daar is groot.
Het boek hier is dun.
Het boek hier is dik.
Dun - dik.
De man is dik.
De man is dun.
Dik - dun.
*
Dit boek is oud.
Het boek is oud.
Dit boek hier, is nieuw.
Het boek is nieuw.
Oud - nieuw.
Dit schrift is oud.
Dit schrift is nieuw.
Oud - nieuw.
Dit potlood is oud.
Dit potlood is nieuw.
Oud – nieuw.
*
Dit boek is blauw.
Blauw.
Dit boek is geel .
Dit boek is rood.
Blauw - rood - geel
Het papier is blauw.
Het papier is rood.
Het papier is geel.
Dit papier is wit.
Dit papier is zwart.
Wit - zwart.
*
Ik pak het boek.
Ik doe het boek open.
Het papier is wit.
De letters zijn zwart.
Wit – zwart.
Het schrift is wit.
Het schrift is zwart.
Dit schrift is blauw.
Dit schrift is rood.
Dit boek is geel.
Dit boek is geel.
Dit boek is blauw.
Dit boek is wit en zwart en rood.
rood – geel – blauw – zwart – wit.
*
Ik kijk in het boek.
Het boek heeft bladzijdes.
Dit is een bladzijde.
Dit is een bladzijde.
Het boek is van papier.
Papier.
Dit is de bladzijde.
Dit is een bladzijde.
Bladzijde.
Bladzijde.
Het nummer van de bladzijde staat hier.
Dit is bladzijde 5.
Bladzijde 1. Bladzijde 2. Bladzijde 3. Bladzijde 4. Bladzijde 5. Bladzijde 6. Bladzijde 7.
Dit is de eerste Bladzijde.
Dit is de laatste Bladzijde.
De eerste - de laatste.
Dit is een rij.
De rij woorden.
Dit woord is het eerste woord.
Dit woord is het laatste woord in de rij.
Het eerste woord in de rij – het laatste woord in de rij.
Eerste – laatste.
De rij.
Dit is een rij.
De rij met mannen en vrouwen.
Hij is de eerste in de rij.
Hij is de laatste in de rij.
De eerste de laatste.
Ik pak mijn boek.
Ik kijk in mijn boek. Ik lees de zin.
Ik pak een kar. De kar.
Dit is een zin.
Een zin met woorden.
Dit is het eerste woord: Ik.
Dit is het laatste woord in de zin: Kar.
Eerste - laatste.
Ik kijk in mijn boek. Hier is een rij woorden.
Hier is ook een rij woorden.
Rij woorden, een rij woorden.
4 rijen woorden.
Ik kijk naar rij 1.
Ik lees kat – kan – kar.
Dit is woord 1. Het eerste woord in de rij. Kat.
Dit is het laatste woord in de rij. Kar.
Dit woord staat bovenaan.
Dit woord staat onderaan.
Dit is de zin.
Het eerste woord het laatste woord.
Dit woord staat vooraan dit woord staat achteraan.
Vooraan – achteraan.
Bovenaan – onderaan.
*
Ik kijk in mijn boek.
Dit is een oefening.
Dit zijn oefeningen.
Dit is een oefening.
In het boek staan oefeningen.
Rick, maak de oefening .
Schrijf kar.
Rick maakt de oefening.
Kijk in het boek.
Dit is een oefening.
Dit is oefening 1. Dit is oefening 2.
Oefening 3. Oefening 4. Oefening 5.
Oefening 1 staat bovenaan de bladzijde.
Oefening 5 staat onderaan de bladzijde.
bovenaan – onderaan.
Hier staat het nummer van de bladzijde.
Bladzijde nummer 5.
Het nummer staat onderaan.
In dit boek staat het nummer onderaan de bladzijde.
In dit boek blauwe boek staat het nummer boven aan de bladzijde.
Dit is bladzijde 3.
Het nummer staat bovenaan.
*
Rick maakt de oefening.
Hij schrijft, hij schrijft de K.
Hij maakt, ik maak.
Ik maak de pen. De pen is niet goed
Ik maak de pen.
Ik maak.
Dit is een vrouw.
Zij maakt eten.
Zij maakt.
Ik maak een huis.
Ik maak een huis van papier.
Ik maak.
Rick, maak jij oefeningen in jouw huis? .......R: Ja, ik maak oefeningen thuis.
Rick maakt oefeningen thuis.
Rick maakt huiswerk.
*
En jij?
Maak jij oefeningen thuis?
Maak je huiswerk?
Schrijf jij thuis in jouw boek?
Of schrijf jij in je schrift?
Lees jij veel?
Lees jij boeken?
Ik weet het niet.
Ik weet het niet, maar ik denk het wel.
Schrijf thuis in jouw boek. En schrijf in je schrift.
Maak oefeningen.
Lees boeken, en lees veel.
Ga naar school en leer Nederlands.
Maak huiswerk en oefen.
Leer letters en leer woorden.
Leer zinnen lezen en zinnen schrijven.
leer zinnen zeggen.
Ga praten en ga luisteren.
Ga lezen en ga schrijven.
En leer Nederlands.
Veel succes!
Audio: https://youtu.be/tvdzK-P9jyc
Woorden:
Werkwoord ....*Zelfstandige naamwoorden ..*Overige woorden
maak ..............*de rij ...........................................*hier – daar
.........................*de postcode ..............................*oud – nieuw
........................*het huiswerk ...............................*eerste
................................................................................*laatste
................................................................................*onderaan – bovenaan
................................................................................*zwart
................................................................................*blauw
................................................................................*dik - dun
Video:
Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 12 Het boek
Ik heb hier een boek.
Hier is een boek.
Daar is een boek.
Hier - daar.
Hier - daar.
Ik heb hier een boek.
Dit boek is dun.
Dit boek is dik.
Dun - dik.
Dit boek hier is klein.
Het boek daar is groot.
Het boek hier is klein.
Het boek daar is groot.
Het boek hier is dun.
Het boek hier is dik.
Dun - dik.
De man is dik.
De man is dun.
Dik - dun.
*
Dit boek is oud.
Het boek is oud.
Dit boek hier, is nieuw.
Het boek is nieuw.
Oud - nieuw.
Dit schrift is oud.
Dit schrift is nieuw.
Oud - nieuw.
Dit potlood is oud.
Dit potlood is nieuw.
Oud – nieuw.
*
Dit boek is blauw.
Blauw.
Dit boek is geel .
Dit boek is rood.
Blauw - rood - geel
Het papier is blauw.
Het papier is rood.
Het papier is geel.
Dit papier is wit.
Dit papier is zwart.
Wit - zwart.
*
Ik pak het boek.
Ik doe het boek open.
Het papier is wit.
De letters zijn zwart.
Wit – zwart.
Het schrift is wit.
Het schrift is zwart.
Dit schrift is blauw.
Dit schrift is rood.
Dit boek is geel.
Dit boek is geel.
Dit boek is blauw.
Dit boek is wit en zwart en rood.
rood – geel – blauw – zwart – wit.
*
Ik kijk in het boek.
Het boek heeft bladzijdes.
Dit is een bladzijde.
Dit is een bladzijde.
Het boek is van papier.
Papier.
Dit is de bladzijde.
Dit is een bladzijde.
Bladzijde.
Bladzijde.
Het nummer van de bladzijde staat hier.
Dit is bladzijde 5.
Bladzijde 1. Bladzijde 2. Bladzijde 3. Bladzijde 4. Bladzijde 5. Bladzijde 6. Bladzijde 7.
Dit is de eerste Bladzijde.
Dit is de laatste Bladzijde.
De eerste - de laatste.
Dit is een rij.
De rij woorden.
Dit woord is het eerste woord.
Dit woord is het laatste woord in de rij.
Het eerste woord in de rij – het laatste woord in de rij.
Eerste – laatste.
De rij.
Dit is een rij.
De rij met mannen en vrouwen.
Hij is de eerste in de rij.
Hij is de laatste in de rij.
De eerste de laatste.
Ik pak mijn boek.
Ik kijk in mijn boek. Ik lees de zin.
Ik pak een kar. De kar.
Dit is een zin.
Een zin met woorden.
Dit is het eerste woord: Ik.
Dit is het laatste woord in de zin: Kar.
Eerste - laatste.
Ik kijk in mijn boek. Hier is een rij woorden.
Hier is ook een rij woorden.
Rij woorden, een rij woorden.
4 rijen woorden.
Ik kijk naar rij 1.
Ik lees kat – kan – kar.
Dit is woord 1. Het eerste woord in de rij. Kat.
Dit is het laatste woord in de rij. Kar.
Dit woord staat bovenaan.
Dit woord staat onderaan.
Dit is de zin.
Het eerste woord het laatste woord.
Dit woord staat vooraan dit woord staat achteraan.
Vooraan – achteraan.
Bovenaan – onderaan.
*
Ik kijk in mijn boek.
Dit is een oefening.
Dit zijn oefeningen.
Dit is een oefening.
In het boek staan oefeningen.
Rick, maak de oefening .
Schrijf kar.
Rick maakt de oefening.
Kijk in het boek.
Dit is een oefening.
Dit is oefening 1. Dit is oefening 2.
Oefening 3. Oefening 4. Oefening 5.
Oefening 1 staat bovenaan de bladzijde.
Oefening 5 staat onderaan de bladzijde.
bovenaan – onderaan.
Hier staat het nummer van de bladzijde.
Bladzijde nummer 5.
Het nummer staat onderaan.
In dit boek staat het nummer onderaan de bladzijde.
In dit boek blauwe boek staat het nummer boven aan de bladzijde.
Dit is bladzijde 3.
Het nummer staat bovenaan.
*
Rick maakt de oefening.
Hij schrijft, hij schrijft de K.
Hij maakt, ik maak.
Ik maak de pen. De pen is niet goed
Ik maak de pen.
Ik maak.
Dit is een vrouw.
Zij maakt eten.
Zij maakt.
Ik maak een huis.
Ik maak een huis van papier.
Ik maak.
Rick, maak jij oefeningen in jouw huis? .......R: Ja, ik maak oefeningen thuis.
Rick maakt oefeningen thuis.
Rick maakt huiswerk.
*
En jij?
Maak jij oefeningen thuis?
Maak je huiswerk?
Schrijf jij thuis in jouw boek?
Of schrijf jij in je schrift?
Lees jij veel?
Lees jij boeken?
Ik weet het niet.
Ik weet het niet, maar ik denk het wel.
Schrijf thuis in jouw boek. En schrijf in je schrift.
Maak oefeningen.
Lees boeken, en lees veel.
Ga naar school en leer Nederlands.
Maak huiswerk en oefen.
Leer letters en leer woorden.
Leer zinnen lezen en zinnen schrijven.
leer zinnen zeggen.
Ga praten en ga luisteren.
Ga lezen en ga schrijven.
En leer Nederlands.
Veel succes!
Audio: https://youtu.be/tvdzK-P9jyc
domingo, 3 de maio de 2015
Woord voor woord les 11..*De datum. Site: Nederland Taal
Woord voor woord les 11. ...........*De datum.
Woorden:
Werkwoord ....*Zelfstandige naamwoorden .....*Overige woorden
geboren ...........*de maand ...................................*geel
bel ....................*de datum ....................................*rood
moet .................*het jaar .......................................*vooraan - achteraan
...........................*de geboortedatum ....................*nog
...........................*het nummer ...............................*in het midden
...........................*de school
...........................*de letter
...........................*de zin
............................*het adres
............................*de dokter
............................*het jaar
............................*de woonplaats
Wat is de datum?
Wat is jouw geboortedatum?
Wat is jouw telefoonnummer?
Wat is jouw adres?
Video:
Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 11 .......*de datum.
Welke dag is het vandaag?
Rick, welke dag is het vandaag? .....R: Het is vandaag woensdag.
Het is vandaag woensdag.
En de datum, wat is de datum?
Rick wat is de datum vandaag. .......R: Het is vandaag 12 december 2012.
Het is vandaag 12 december 2012.
De datum is 12 december 2012.
En bij jou?
Welke datum is het vandaag.
Ik schrijf de datum op het bord.
12 - 12 - 2012.
Dit is de dag.
Dit is de maand.
Dit is het jaar.
De dag – 12.
De maand - 12.
Is december.
December is de 12de maand.
Maand 12.
Rick, welke datum is het morgen? ...R: Morgen is het 13 december 2012.
.................................................................Morgen is het 13 december 2012.
Ik schrijf op. 13 12 2012.
De dag, de maand, het jaar.
De dag staat voor aan het jaar staat achteraan.
Vooraan - achteraan.
De maand staat in het midden.
Vooraan - achteraan - in het midden.
*
Wat is jouw geboortedatum ?
Mijn geboorte datum is: 24 maart 1976.
24 - maart - 1976.
De dag - 24
De maand - 3. De maand maart.
Is de derde maand.
Het jaar 1976.
Mijn geboortedatum.
Mijn geboortedatum is: 24 maart 1976.
Rick, wat is jouw geboortedatum? .......R: Mijn geboortedatum is: 14 juni 1990.
14 juni 1990.
De dag - de maand - het jaar.
Rick, in welk jaar ben jij geboren? ........R: In het jaar 1990.
Ja het jaar 1990.
In welke maand ben jij geboren? ..........R: In de maand juni.
Ja, in de maand juni.
Jij bent geboren in de maand juni.
Jij bent geboren op 14 juni 1990.
Dat is jou geboortedatum.
En jij, wat is jouw geboortedatum?
*
Rick, uit welk land kom jij? .....................R: Ik kom uit Nederland.
Waar ben jij geboren? ............................R: Ik ben in Nederland geboren.
Rick is in Nederland geboren.
Ik ben ook in Nederland geboren.
Ik woon in Groningen
Mijn woonplaats is Groningen
En jij Rick? Waar woon jij?
Wat is jouw woonplaats? ....................R: Ik woon ook in Groningen, mijn woonplaats is Groningen.
Waar in Groningen Rick?
Wat is jouw adres? ...............................R: Mijn adres is: Landweg 15
En jij? Waar woon jij?
Wat is jouw woonplaats?
*
Dit is mijn telefoon.
Ik heb een telefoon.
Mijn telefoonnummer is 0612345678.
Dat is mijn telefoon nummer.
Rick heb jij een telefoon. .........................R: Ja,
ik heb een telefoon.
Wat is jouw telefoonnummer? ..............R: Mijn telefoon nummer is 061432512.
Ik heb een telefoon.
Ik heb een telefoonnummer.
En jij, heb jij een telefoon?
Wat is jouw telefoonnummer?
*
Ik bel.
Ik bel mijn man.
Ik moet op school blijven.
Ik ga mijn man bellen.
Ik ga zeggen: ik moet tot 6 uur op school blijven.
Ik bel.
Hallo, met Mirjam.
Ja, ja, ik kom om 6 uur naar huis.
Ja, ja … ja ik moet tot 6 uur op school blijven.
Ja, oh, oh, goed. Jij doet boodschappen.
Fijn, dankjewel!
Ja, ja, daag.
Ik ga nog niet naar huis.
Ik moet op school blijven.
Ik moet bellen, ik blijf op school.
..............................................................R: Mag ik wat vragen?
Ja natuurlijk.
..............................................................R: Ik kom maandag niet naar school.
..............................................................R: Ik moet naar de dokter.
Oké, Rick moet naar de dokter. De dokter.
Rick moet naar de dokter. Hij komt niet naar school.
Hij moet het zeggen.
Ik ben de docent, Rick komt niet naar school.
Hij moet zeggen: Ik kom niet naar school.
Is Rick niet op school?
Is Rick thuis?
Hij moet bellen.
Hij moet naar school bellen en hij moet zeggen: ik kom niet naar school maandag.
*
Dit is de tas.
Dit is ook een tas.
Dit is het woord tas.
Dit is de kar.
Dit is het woord kar.
Het woord kar heeft 3 letters. 1 2 3
Het woord tas heeft 3 letters.
1 2 3.
De t staat vooraan.
De s staat achteraan.
De a staat in het midden.
Dit is het woord meel.
Les 11 32
Het woord meel heeft 4 letters.
1 2 3 4.
meel.
De m staat vooraan.
De l staat achteraan
De ee staat in het midden.
ee is met 2 letters.
De letter e en de letter e samen ee.
Ee staat in het midden.
Dit papier is geel.
Dit papier is ook geel.
Geel.
*
Ik schrijf het woord tas op het bord.
Ik schrijf met rood.
Dit is rood.
Dit is rood.
t a s.
Het woord tas.
3 letters.
De letter t staat vooraan.
De letter s achteraan.
De letter a het midden. Het woord tas.
*
Ik heb een tas.
De tas is rood.
Ik heb een tas.
Ik schrijf de zin: ik heb een tas op het bord.
Ik heb een tas.
4 woorden 1 2 3 4.
Ik heb een tas.
4 woorden, samen de zin.
Letter - letter - letter - letter - letter - letter.
Woord, woord, woord, woord.
Samen de zin.
Letter - woord - zin.
*
Ik schrijf mijn telefoonnummer.
06-12345678.
Dit zijn geen letters, dit zijn getallen.
De nul staat vooraan de 8 staat achteraan.
10 getallen.
Mijn telefoonnummer.
Ik schrijf het adres.
Ik schrijf het adres van Rick.
Landweg 15.
Landweg 15.
Dit zijn letters. Dit is een nummer.
Het huisnummer.
2 getallen.
Samen het huisnummer.
Dit is de straat, samen het adres.
Ik schrijf de datum.
De datum van vandaag.
12 december 2012.
Dit zijn getallen.
Dit de datum.
Dit zijn letters.
Dit zijn getallen.
Het telefoonnummer.
Het adres.
Het huisnummer.
De datum.
Het is vandaag 12 december 2012.
Bij mij. Bij Rick en bij mij.
En ben jou?
Welke datum is het vandaag?
*
Dit was les 11.
Tot de volgende les.
Audio: https://youtu.be/5PLW6SWN7kc
Woorden:
Werkwoord ....*Zelfstandige naamwoorden .....*Overige woorden
geboren ...........*de maand ...................................*geel
bel ....................*de datum ....................................*rood
moet .................*het jaar .......................................*vooraan - achteraan
...........................*de geboortedatum ....................*nog
...........................*het nummer ...............................*in het midden
...........................*de school
...........................*de letter
...........................*de zin
............................*het adres
............................*de dokter
............................*het jaar
............................*de woonplaats
Wat is de datum?
Wat is jouw geboortedatum?
Wat is jouw telefoonnummer?
Wat is jouw adres?
Video:
Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 11 .......*de datum.
Welke dag is het vandaag?
Rick, welke dag is het vandaag? .....R: Het is vandaag woensdag.
Het is vandaag woensdag.
En de datum, wat is de datum?
Rick wat is de datum vandaag. .......R: Het is vandaag 12 december 2012.
Het is vandaag 12 december 2012.
De datum is 12 december 2012.
En bij jou?
Welke datum is het vandaag.
Ik schrijf de datum op het bord.
12 - 12 - 2012.
Dit is de dag.
Dit is de maand.
Dit is het jaar.
De dag – 12.
De maand - 12.
Is december.
December is de 12de maand.
Maand 12.
Rick, welke datum is het morgen? ...R: Morgen is het 13 december 2012.
.................................................................Morgen is het 13 december 2012.
Ik schrijf op. 13 12 2012.
De dag, de maand, het jaar.
De dag staat voor aan het jaar staat achteraan.
Vooraan - achteraan.
De maand staat in het midden.
Vooraan - achteraan - in het midden.
*
Wat is jouw geboortedatum ?
Mijn geboorte datum is: 24 maart 1976.
24 - maart - 1976.
De dag - 24
De maand - 3. De maand maart.
Is de derde maand.
Het jaar 1976.
Mijn geboortedatum.
Mijn geboortedatum is: 24 maart 1976.
Rick, wat is jouw geboortedatum? .......R: Mijn geboortedatum is: 14 juni 1990.
14 juni 1990.
De dag - de maand - het jaar.
Rick, in welk jaar ben jij geboren? ........R: In het jaar 1990.
Ja het jaar 1990.
In welke maand ben jij geboren? ..........R: In de maand juni.
Ja, in de maand juni.
Jij bent geboren in de maand juni.
Jij bent geboren op 14 juni 1990.
Dat is jou geboortedatum.
En jij, wat is jouw geboortedatum?
*
Rick, uit welk land kom jij? .....................R: Ik kom uit Nederland.
Waar ben jij geboren? ............................R: Ik ben in Nederland geboren.
Rick is in Nederland geboren.
Ik ben ook in Nederland geboren.
Ik woon in Groningen
Mijn woonplaats is Groningen
En jij Rick? Waar woon jij?
Wat is jouw woonplaats? ....................R: Ik woon ook in Groningen, mijn woonplaats is Groningen.
Waar in Groningen Rick?
Wat is jouw adres? ...............................R: Mijn adres is: Landweg 15
En jij? Waar woon jij?
Wat is jouw woonplaats?
*
Dit is mijn telefoon.
Ik heb een telefoon.
Mijn telefoonnummer is 0612345678.
Dat is mijn telefoon nummer.
Rick heb jij een telefoon. .........................R: Ja,
ik heb een telefoon.
Wat is jouw telefoonnummer? ..............R: Mijn telefoon nummer is 061432512.
Ik heb een telefoon.
Ik heb een telefoonnummer.
En jij, heb jij een telefoon?
Wat is jouw telefoonnummer?
*
Ik bel.
Ik bel mijn man.
Ik moet op school blijven.
Ik ga mijn man bellen.
Ik ga zeggen: ik moet tot 6 uur op school blijven.
Ik bel.
Hallo, met Mirjam.
Ja, ja, ik kom om 6 uur naar huis.
Ja, ja … ja ik moet tot 6 uur op school blijven.
Ja, oh, oh, goed. Jij doet boodschappen.
Fijn, dankjewel!
Ja, ja, daag.
Ik ga nog niet naar huis.
Ik moet op school blijven.
Ik moet bellen, ik blijf op school.
..............................................................R: Mag ik wat vragen?
Ja natuurlijk.
..............................................................R: Ik kom maandag niet naar school.
..............................................................R: Ik moet naar de dokter.
Oké, Rick moet naar de dokter. De dokter.
Rick moet naar de dokter. Hij komt niet naar school.
Hij moet het zeggen.
Ik ben de docent, Rick komt niet naar school.
Hij moet zeggen: Ik kom niet naar school.
Is Rick niet op school?
Is Rick thuis?
Hij moet bellen.
Hij moet naar school bellen en hij moet zeggen: ik kom niet naar school maandag.
*
Dit is de tas.
Dit is ook een tas.
Dit is het woord tas.
Dit is de kar.
Dit is het woord kar.
Het woord kar heeft 3 letters. 1 2 3
Het woord tas heeft 3 letters.
1 2 3.
De t staat vooraan.
De s staat achteraan.
De a staat in het midden.
Dit is het woord meel.
Les 11 32
Het woord meel heeft 4 letters.
1 2 3 4.
meel.
De m staat vooraan.
De l staat achteraan
De ee staat in het midden.
ee is met 2 letters.
De letter e en de letter e samen ee.
Ee staat in het midden.
Dit papier is geel.
Dit papier is ook geel.
Geel.
*
Ik schrijf het woord tas op het bord.
Ik schrijf met rood.
Dit is rood.
Dit is rood.
t a s.
Het woord tas.
3 letters.
De letter t staat vooraan.
De letter s achteraan.
De letter a het midden. Het woord tas.
*
Ik heb een tas.
De tas is rood.
Ik heb een tas.
Ik schrijf de zin: ik heb een tas op het bord.
Ik heb een tas.
4 woorden 1 2 3 4.
Ik heb een tas.
4 woorden, samen de zin.
Letter - letter - letter - letter - letter - letter.
Woord, woord, woord, woord.
Samen de zin.
Letter - woord - zin.
*
Ik schrijf mijn telefoonnummer.
06-12345678.
Dit zijn geen letters, dit zijn getallen.
De nul staat vooraan de 8 staat achteraan.
10 getallen.
Mijn telefoonnummer.
Ik schrijf het adres.
Ik schrijf het adres van Rick.
Landweg 15.
Landweg 15.
Dit zijn letters. Dit is een nummer.
Het huisnummer.
2 getallen.
Samen het huisnummer.
Dit is de straat, samen het adres.
Ik schrijf de datum.
De datum van vandaag.
12 december 2012.
Dit zijn getallen.
Dit de datum.
Dit zijn letters.
Dit zijn getallen.
Het telefoonnummer.
Het adres.
Het huisnummer.
De datum.
Het is vandaag 12 december 2012.
Bij mij. Bij Rick en bij mij.
En ben jou?
Welke datum is het vandaag?
*
Dit was les 11.
Tot de volgende les.
Audio: https://youtu.be/5PLW6SWN7kc
Subscrever:
Mensagens (Atom)