segunda-feira, 23 de fevereiro de 2015

19 - Het postkantor Os correios - Manual Delftse Methode

19 - Het postkantor   Os correios  - Manual Delftse Methode
Criado por Vanda Gomes

Even kijken of de post al langs is geweest.
Ja, inderdaad. Er is een brief aangekomen en een bericht van een aangetekend stuk.
Hm, ze hebben niemand thuis getroffen. Vanavond word het stuk opnieuw aangeboden, tussen 18.00 en 20.00 uur, aldus het bericht. Ik denk dat ik het stuk zelf ga halen.
Ik moet toch naar het postkantoor om postzegels de kopen. We hebben trouwens ook geld nodig. Dan ga ik meteen langs de bank om geld uit de muur te halen.
-Wat bedoel je met "geld uit de muur halen"?
O, die uitdrukking betekent: geld halen uit een automaat. Die zit buiten, in de muur van een bank.
-Hoe werkt zo´n automaat?
Ongeveer als een koffieautomaat. In plaats van geld stop je je pinpas in de gleuf, je drukt op een paar toetsen en even later komt er geld uit in plaats van koffie. Er staat vast ook wel zo´n automaat bij het postkantoor. Dan hoef ik niet ook nog naar onze eigen bank te rijden.

Dag menner, waarmee kan ik u van dienst zijn?
-Ik heb een bericht van een aangetekend stuk gekregen.
Een ogenblik, ik ga het voor u pakken.
Alstublieft. Wilt u hier tekenen en mag ik even uw paspoort of rijbewijs zien?
Dat u wel, hier is uw paspoort weer terug.
-Ik heb ook postzegels nodig. Hoeveel moet er op een brief naar Spanje? Ik wil hem aangetekend verturen, of nee, ik bedoel per expresse. Hoeveel kost dat extra?
Hoe zwaar is uw brief? Ik zal hem even voor u wegen. Kijk hier hangt een lijst met alle tarieven, waarop precies staat wat het kost.
-O já, ook nog graag een strippenkaart.
Alstublieft.
-Dank u wel.

Op het postkantoor kun je tevens terecht om rekeningen te betalen of om geld de halen, net als op een bank. Het postkantoor heet daarom tegenwoording de “postbank”. En als je een nieuwe auto koopt, moet je ook naar het postkantoor. Daar maken ze voor jou de papieren in orde.
Die papieren zijn van groot belang. Vergeet dat dus niet, vooral als het een gebruikte auto betreft.

****Tradução***

Even kijken of de post al langs is geweest. |Vamos ver se o correio já passou por aqui.
Ja, inderdaad. Er is een brief aangekomen en een bericht van een aangetekend stuk. |Sim, de facto. Chegou uma carta, e uma mensagem de uma carta registada.
Hm, ze hebben niemand thuis getroffen. Vanavond word het stuk opnieuw aangeboden, tussen 18.00 en 20.00 uur, aldus het bericht. Ik denk dat ik het stuk zelf ga halen. |Hm, não encontraram ninguem em casa. Hoje à noite tentam entregar a peça novamente, entre 18:00-20:00, disse o relatório. Eu acho que eu própria vou buscar a peça .
Ik moet toch naar het postkantoor om postzegels de kopen. We hebben trouwens ook geld nodig. Dan ga ik meteen langs de bank om geld uit de muur te halen. | Já tinha de ir aos correios para comprar selos. Nós também precisamos de dinheiro. Assim passo logo pelo banco para retirar dinheiro do muro (multibanco).
-Wat bedoel je met "geld uit de muur halen"? |-O que queres dizer com "tirar dinheiro do muro"?
O, die uitdrukking betekent: geld halen uit een automaat. Die zit buiten, in de muur van een bank. |Oh, essa expressão significa retirar dinheiro de um multibanco. Esse esta do lado de fora, na parede de um banco.
-Hoe werkt zo´n automaat? |-Como é uma máquina dessas funciona?
Ongeveer als een koffieautomaat. In plaats van geld stop je je pinpas in de gleuf, je drukt op een paar toetsen en even later komt er geld uit in plaats van koffie. Er staat vast ook wel zo´n automaat bij het postkantoor. Dan hoef ik niet ook nog naar onze eigen bank te rijden. |Mais ao menos como uma máquina de café. Em vez de dinheiro você coloca o seu cartão de débito na ranhura, você clica em alguns botões e uns momentos depois sai o dinheiro em vez de café. Certamente, também há uma máquina destas na estação de correios. Assim também não preciso de conduzir para o nosso próprio banco.

Dag menner, waarmee kan ik u van dienst zijn? |Bom dia senhor, em que posso ser útil?
-Ik heb een bericht van een aangetekend stuk gekregen. |-Eu recebi uma mensagem de uma carta registada.
Een ogenblik, ik ga het voor u pakken. |Um momento, eu vou buscá-la para você.
Alstublieft. Wilt u hier tekenen en mag ik even uw paspoort of rijbewijs zien? |Por favor. Será que você pode assinar aqui e eu posso ver o seu passaporte ou carteira de condução?
Dank u wel, hier is uw paspoort weer terug. |Obrigado, aqui tem o seu passaporte de volta.
-Ik heb ook postzegels nodig. Hoeveel moet er op een brief naar Spanje? Ik wil hem aangetekend verturen, of nee, ik bedoel per expresse. Hoeveel kost dat extra? |-Eu também preciso de selos. Quantos tem de ter uma carta para Espanha? Eu quero enviar registrada, ou não, quero dizer por correio expresso. Quanto é que custa isso extra?
Hoe zwaar is uw brief? Ik zal hem even voor u wegen. Kijk hier hangt een lijst met alle tarieven, waarop precies staat wat het kost. |Quanto pesa a sua carta? Vou a pesar para si. Olhe aqui esta uma lista com todas as taxas, onde encontra exatamente o que custa.
-O já, ook nog graag een strippenkaart. |O sim, também como um cartão do autocarro.
Alstublieft. |Por Favor.
-Dank u wel. |-Obrigada

Op het postkantoor kun je tevens terecht om rekeningen te betalen of om geld te halen, net als op een bank. Het postkantoor heet daarom tegenwoording de “postbank”. En als je een nieuwe auto koopt, moet je ook naar het postkantoor. Daar maken ze voor jou de papieren in orde. |Nos correios você também pode ir para pagar as contas ou para recolher o dinheiro, como em um banco. Por isso, é que ultimamente se chaman "Postbank". E se você comprar um carro novo, você também tem de ir aos correios. Lá eles tratam da papelada para si.
Die papieren zijn van groot belang. Vergeet dat dus niet, vooral als het een gebruikte auto betreft. |Esses papéis são de grande importância. Por isso não se esqueça disso, especialmente se for um carro usado.

****Frases feitas - Úteis***

Wil je een brief versturen? |Queres tu enviar uma carta?
Dan heb je postzegels nodig. |Então precisa de um selo.
Op een gewone brief moet een post zegel van 39 cent. |Em caso de carta normal, deve ser um selo de 39 cêntimos.
Is het een gewone brief? |É uma carta normal?
Dan ga je naar het postkantoor. |Então você vai para a estação de correios.
Ze wegen daar je brief. |Eles pesam lá a sua carta.
Op een zware brief moet je meer postzegels plakken. |Numa carta pesada vôce tem de colar mais selos.
Wil je een strippenkaart kopen? |Quer você comprar um strippenkaart (cartão de carimbos).
Ook die kun je op het postkantoor krijgen. |Também esse encontra na estação de correios.
Wil je een auto kopen? |Quer comprar um carro?
Je hebt dan papieren nodig. |Você precisa então de papéis.
Je moet daarvoor op het postkantoor zijn. |Você deve, portanto, ir á estação de correios.
Je kunt er ook betalen. |Você também pode pagar.
Je kunt geld storten op een rekening. |Você pode depositar dinheiro em uma conta.
Of geld overmaken van je eigen rekening naar een andere rekening. |Transferência de fundos da sua conta para outra conta.
Wil je geld opnemen of een pakje versturen? |Quer levantar dinheiro ou enviar um pacote?
Een telegram zenden, of een express brief sturen? |Enviar um telegrama ou enviar uma carta expressa?
Voor al die dingen kunnen u op het postkantoor terecht. |Para todas estas coisas vôce pode ir á estação de correios.
Dag. Kan ik u helpen? |Bom dia. Posso ajudá-lo?
Ja. Ik heb een berichje van de post ontvangen. |Sim. Eu recebi uma carta dos correios.
Er is een pakketje voor mij. |Há um pacote para mim.
Een moment alstublieft. |Um momento por favor.
Alstublieft, hier is uw pakje. |Por favor, aqui esta o seu pacote.
Dank u. Ik wil ook graag een rekening openen. |Obrigado. Eu também gostaria de abrir uma conta.
Kan dat hier? |Consegue isso aqui?

Zeker. Dat kan. |Certamente. Você pode.
Als u minimaal €500 salaris hebt. |Se você receber no mínimo €500 de salario.
Hier is een formulier. |Aqui está um formulário.
Met dit formulier kunt u een rekening aanvragen. |Com este formulário você pode solicitar uma conta.
Dat moet u invullen. |Você tem que o preencher.
Als u klaar bent, geeft u het formulier weer aan mij. |Quando você acabar, entrega-me o formulário de volta.

Kunt u mij helpen? |Você pode me ajudar?
Ik begrijp het formulier niet helemaal. |Eu não entendo muito bem o formulário.
Ja hoor. |Claro.
Kijk, eerst beantwoordt u hier enkele algemene vragen. |Olha aqui primeiro responde a algumas perguntas gerais.
Is de rekening slechts voor uzelf, of voor twee personen? | É a conta só para si, ou para duas pessoas?
Wilt u een bankpas? Die kost 7 euro per jaar. |Você quer um cartão de crédito? Esse custa 7 euros por ano.
Wilt u sparen op een speciale rekening? |Quer poupar em uma conta especial?
Hier vult u uw persoonlijke gegevens in. |Aqui preenche os seus dados pessoais.
Dus achternaam, voornamen, gelacht (man of vrouw). |Então, sobrenome, nome, sexo (masculino ou feminino).
En hier uw straat, het huisnummer, de postcode en uw woonplaats. |E a sua rua, número, código postal e a cidade.
Even kijken. Ja, u hebt alles goed ingevuld. |Dar uma olhada. Sim, você tem tudo preenchido corretamente.
U ontvangt over een paar dagen een bericht. |Você receberá uma carta daqui a alguns dias.
Als alles in orde is, komt u hier terug. |Se tudo estiver OK, você vem aqui de volta.
Uw bankpas sturen we via de post. |Seu cartão de crédito, nós enviamos via correio.
Hoeveel kost zo´n rekening? |Quanto custa uma conta como esta?
Niets. Het is helemaal gratis. |Nada. É totalmente gratuito.
O fijn, dank u wel en tot ziens. |Graças a Deus, obrigado e até á próxima.

Waar is het dichtstbijzijnde postkantoor? |Onde é que é o correio mais próximo?
Is het ver naar het volgende postkantoor? |É longe para o proximocorreio?
Waar is de dichtstbijzijnde brievenbus? |Onde é que é a caixa de correio mais próxima?
Ik heb een paar postzegels nodig. |Eu preciso de alguns selos.
Voor een kaart en een brief. |Para um postal e uma carta.
Hoe duur is de port naar Amerika? |Quanto é que custa o porte para os Estados Unidos?
Hoe zwaar is dat pakket? |Quanto é que pesa a encomenda?
Kan ik het per luchtpost sturen? |Posso enviá-la por correio aéreo?
Hoe lang duurt het voor het aankomt? |Quanto tempo é que demora a chegar?
Waar kan ik telefoneren? |Onde é que posso telefonar?
Waar is de dichtstbijzijnde telefooncel? |Onde é que é a cabine telefónica mais próxima?
Heeft u telefoonkaarten? |Tem cartões de telefone?
Heeft u een telefoonboek? |Tem uma lista telefónica?
Kent u het landnummer van Oostenrijk? |Você sabe qual é o indicativo para a Áustria?
Een ogenblik, ik zoek het op. |Um momento que eu vou verificar.
De lijn is steeds bezet. |A linha está sempre ocupada.
Welk nummer heeft u gekozen? |Qual foi o número que você marcou?
U moet eerst een nul kiezen! |Primeiro, você tem que marcar o “zero”!

18– Familie Família - Manual Delftse Methode

18– Familie Família - Manual Delftse Methode
Criado por Vanda Gomes

Kom jij uit een groot gezin?
-Mijn ouders hebben zes kinderen. Ik heb drie broers en twee zusters
Woont jouw familie ook in Nederland?
-Alleen mijn jongste zus. Zij is getrouwd met een Nederlander.
Daardoor kent ze beter Nederlands dan ik. Ze hebben drie kinderen, twee jongens en een meisje. Maar de rest van mijn familie woont niet in Nederland.
Ga je vaak bij je zus op bezoek?
-Ja, ik help haar regelmatig met de kinderen. Zij heeft het erg druk, want ze werkt vier dagen per week.
Leven je beide ouders nog?
-Gelukking wel. Ze zijn nog gezond en flink, ze zorgen voor zichzelf.
Maar onlangs zijn ze wel gestopt met werken. Mijn vader had een klein bedrijf waar ze kleding maken. Hij heeft het bedrijf verkocht. Nu zijn ze van plan spoedig naar Nederland te komen voor een vakantie. Ik hoop dat ze een paar weken blijven. Ik heb ze al zo lang niet gezing.
En heb je nog grootouders?
-Die zijn helaas gestorven toen ik klein was. Ik heb ze nauwelijks gekend. Dat vind ik jammer. Grootouders spelen een belangrijke rol in de familie, althans in onze cultuur.
Iedereen houdt rekening met hun ideeen en opvattingen. Zij hebben veel gezag, net als de ouders. Die kunnen zelfs bepalen met wie je moet trouwen. Kun je je dat voorstellen?
Of vind je het een slechte zaak dat de ouders over zulke zaken beslissen?
Wat is jouw mening hierover?

****Tradução***

Familie - Família
Kom jij uit een groot gezin? |Você vem de uma família grande?
-Mijn ouders hebben zes kinderen. Ik heb drie broers en twee zusters |-Os meus pais têm seis filhos. Tenho três irmãos e duas irmãs.
Woont jouw familie ook in Nederland? |A tua família também vive na Holanda?
-Alleen mijn jongste zus. Zij is getrouwd met een Nederlander. |-Apenas a minha irmã mais nova. Ela é casada com um Holandês.
Daardoor kent ze beter Nederlands dan ik. Ze hebben drie kinderen, twee jongens en een meisje. Maar de rest van mijn familie woont niet in Nederland. |Por isso, ela sabe melhor do que eu Holandês. Eles têm três filhos, dois meninos e uma menina. Mas o resto da minha família não vive na Holanda.
Ga je vaak bij je zus op bezoek? |Você costuma visitar a sua irmã?
-Ja, ik help haar regelmatig met de kinderen. Zij heeft het erg druk, want ze werkt vier dagen per week. |Sim, eu ajudo-a regularmente com as crianças. Ela é muito ocupada, porque ela trabalha quatro dias por semana.
Leven je beide ouders nog? |Os seus pais ainda estão vivos?
-Gelukkig wel. Ze zijn nog gezond en flink, ze zorgen voor zichzelf. |-Felizmente sim. Eles ainda estão fortes e saudáveis, eles cuidam de si mesmos.
Maar onlangs zijn ze wel gestopt met werken. Mijn vader had een klein bedrijf waar ze kleding makten. Hij heeft het bedrijf verkocht. Nu zijn ze van plan spoedig naar Nederland te komen voor een vakantie. Ik hoop dat ze een paar weken blijven. Ik heb ze al zo lang niet gezien. |Mas, recentemente, eles pararam de trabalhar. O meu pai tinha uma pequena empresa onde eles faziam roupas. Ele vendeu a empresa. Agora eles estão a planear para breve vir de férias à Holanda. Espero que eles fiquem algumas semanas. Já não os vejo à muito tempo.
En heb je nog grootouders? |E ainda tens avós?
-Die zijn helaas gestorven toen ik klein was. Ik heb ze nauwelijks gekend. Dat vind ik jammer. Grootouders spelen een belangrijke rol in de familie, althans in onze cultuur. |Infelizmente eles morreram quando eu era pequena. Eu não os conheci de todo. Isso eu lamento. Avós desempenham um papel importante na família, pelo menos na nossa cultura.
Iedereen houdt rekening met hun ideeën en opvattingen. Zij hebben veel gezag, net als de ouders. Die kunnen zelfs bepalen met wie je moet trouwen. Kun je je dat voorstellen? |Toda gente respeita as ideias e opiniões deles. Eles têm um monte de autoridade, como os pais. Que podem até mesmo decidir com quem te casas. Você consegue imaginar isso?
Of vind je het een slechte zaak dat de ouders over zulke zaken beslissen? |Ou você acha que é mau que serem os pais a decidirem esses assuntos?
Wat is jouw mening hierover? |Qual é a sua opinião?

****** Família***

De familie
Ouders |pais
Vader |pai
Moeder |mãe
Zoon |filho
Dochter |filha
Man/Echtgenoot |marido
Vrouw |esposa
Broer(s)/ broertje |irmão(s)/irmaozinho
Zus/zusje |irmã/irmanzinha
Grootouders/choonouders |avós
Opa/ Groot vader |avô
Oma |avó
Kleinkinderen |netos
Kleinzoon |neto
Kleindochter |neta
Schoonzoon |genro
Schoondochter(s) |nora (s)
Schoonvader |sogro
Schoonmoeder |sogra
Oom |tio
Tante |tia
Neefje(s) |sobrinho(s)
Nichtje(s) |sobrinha(s)
Neef/neefje |primo/priminho
Nicht/nichtje |prima/priminha
Zwager |cunhado
Schoonzus)sen) |cunhada(s)

*** Frases Feitas - Uteis*****

De |A família
Het gezin |A família
Ik ben moeder |Eu sou uma mãe
Ik ben vader |Eu sou um pai
Ik heb Kinderen |Tenho filhos
Heb jij kinderen?/ Heeft u Kinderen? |Você tem filhos? / Você tem filhos?
Hebben jullie Kinderen? |Você tem filhos?
Ja, ik heb kindeden, / Ja, wij hebben kinderen. |Sim, eu tenho filhos, / Sim, temos filhos.
Hoeveel kinderen heeft u? / Heb jij? / Hebben jullie? |Quantos filhos você tem? / Você? / E você?
Ik heb twee kinderen, een zoon en een dochter. |Eu tenho dois filhos, um filho e uma filha.
Wij hebben twee zoons |Temos dois filhos
Zij heeft drie dochters |Ela tem três filhas
Hoe heten je kinderen? / Uw kinderen? |Quais são os seus filhos? / Seus filhos?
Mijn zoon heet..... / mijn dochter heet... |Meu filho se chama ..... / Minha filha é ...
Hoe heten jullie kinderen? |Quais são os seus filhos?
Onze zoon heet.... / Onze dochter heet... |Nosso filho é chamado .... / Nossa filha é ...
Zij zijn de ouders van de kinderen |Eles são os pais das crianças
Hij is opa |Ele é um avô
Hoeveel kleinkinderen heeft hij? |Quantos netos que ele tem?
Hij heeft 4 kleinkinderen. Twee kleinzoons en twee kleindochters. |Ele tem quatro netos. Dois netos e duas netas.
Zij is oma |Ela é avó
Zij heeft een kleindochter |Ela tem uma neta
Zij zijn de grootouders van de kleinkinderen. |Eles são os avós dos netos.
**
Ik heb een broer en een zus. |Eu tenho um irmão e uma irmã.
Hij is mijn broer. (broertje) |Ele é meu irmão/irmãozinho
Zij is mijn zus. (zusje) |Ela é a minha irmã/irmazinha.
Ik heb drie broers en twee zussen. |Tenho três irmãos e duas irmãs.
Heb jij broers en zussen? |Você tem irmãos e irmãs?
Heeft je broer kinderen? |Será que o seu irmão tem filhos?
Hoe heten zijn kinderen? |Quais são seus filhos?
Is je zus getrouwd? |É a sua irmã se casou?
Hoe heet je zus? |Qual é a sua irmã?
Wat is haar voornaam? |Qual é o nome dela?
Wat is haar achternaam? |Qual o sobrenome dela?
Haar voornaam is ... |Seu primeiro nome é ...
Haar achternaam is... |O sobrenome dela é ...
Hoe heet je man? |Qual é o seu marido?
Hoe heet zijn vrouw? |Qual é a sua esposa?
*******
Familie
Kijk, dit is een foto van mijn familie. |Olha, esta é uma foto da minha família.
Het is een oude foto. |É uma foto antiga.
Hij is van tien jaar geleden. |Ele era há dez anos.
Helemaal links ziet u mijn vader. |Na extrema esquerda você pode ver o meu pai.
Naast mijn vader staat mijn moeder. |Além do meu pai é minha mãe.
Mijn ouders hebben drie kinderen. |Meus pais têm três filhos.
Twee jongens en één meisje. |Dois meninos e uma menina.
Twee zonen en één dochter. |Dois filhos e uma filha.
De jongen naast mijn moeder: dat ben ik. |O rapaz ao lado de minha mãe que eu sou.
Achter mij ziet u mijn broer. |Atrás de mim é meu irmão.
Helemaal rechts staat mijn zus. |Na extrema direita é minha irmã.
******
1.Wonen je ouders ook in Nederland? |Será que seus pais vivem na Holanda?
2.Nee, ze wonen niet in Nederland. |Não, eles não vivem na Holanda.
3.En je broer en je zus? |E seu irmão e sua irmã?
4.Mijn broer woont ook in Nederland. |Meu irmão vive na Holanda.

5.Mijn zus woont niet in een EU-land. |Minha irmã não vive em um país da UE.
6.Misschien komt ze ook naar Nederland. |Talvez eles vêm para a Holanda.
7.Mag ze hier komen? |Ela pode vir aqui?
8.Ik hoop dat het lukt. |Espero que ele funciona.
9.Ik mis mijn lieve zus erg. |Sinto falta da minha querida irmã.

Ze is vorig jaar getrouwd. |Ela era casada no ano passado.
Sinds kort heeft ze een kind: een dochter. |Recentemente, ela tem um filho, uma filha.
Ik ben dus haar oom. |Então, eu sou seu tio.
En mijn vrouw is haar tante. |E minha esposa é sua tia.
*******
1.Wie is de oudste? Ben jij de oudste? |Quem é o mais velho? Você é o mais velho?
2.Nee, ik ben de jongste. |Não, eu sou o mais novo.
3.Mijn broer is ouder dan ik. |Meu irmão é mais velho que eu.
4.Hij is twee jaar ouder. |Ele é dois anos mais velho.
5.En mijn zus is de oudste. |E a minha irmã é a mais velha.
6.Zij is het oudste kind. |Ela é a filha mais velha

1.Heb jij broers? |Você tem irmãos
2. Ja, ik heb broers. |Sim, eu tenho irmãos
3.Já, ik heb twee zussen. |Sim, eu tenho 2 irmãs
4. Nee, ik heb geen broers en zussen. |Não, eu não tenho irmãos e irmãs

Wij zijn een gezin. |Nós somos uma família.
Het gezin is niet klein. |A família não é pequena.
Het gezin is groot. |A família é grande.
Wie is dat? |Quem é ?
Dat is Peter. |É o Pedro.
Peter is student. |O Pedro é estudante.
Wie is dat? |Quem é?
Dat is Martha. |É a Marta.
Martha is secretaresse. |A Marta é secretária.
Peter en Martha zijn vrienden. |O Pedro e a Marta são amigos / namorados.
Peter is de vriend van Martha. |O Pedro é o amigo /namorado da Marta.
Martha is de vriendin van Peter. |A Marta é a amiga /namorada do Pedro.
de man |o homem
de vrouw |a mulher
het kind |a criança
een gezin |a família
mijn gezina |minha família
Mijn gezin is hier. |A minha família está aqui.

sábado, 7 de fevereiro de 2015

LES 3.4 De Klok - Manual: NEDERLANDS IN BEELD

LES 3.4 De Klok - Manual: NEDERLANDS IN BEELD
Por: Vanda Gomes
Je ziet twee klokken:
Een klok met wijzers.
En een klok met cijfers.
De kleine wijzer geeft het uur aan: 3 uur.
De grote wijzer geeft de minuten aan: tien minuten.
*
Op de klok met cijfers staat:. (3.10)
We zeggen: tien over drie.
*
Op deze klok staat.. (3.20)
We zeggen: tien voor half vier.
****
VOORBEELDEN:
1 klok.......... 2 klokken
1 hand........ 2 handen
1 minuut..... 2 minuten
*
1 vinger....... 2 vingers
1 wijzer....... 2 wijzers
1 dochter.... 2 dochters
*
maar:
1 kind …..... 2 kinderen
1 jaar ........ 2 jaar
1 uur …..... 2 uur
*****
VUL IN:
We hebben twee hand___ en tien vinger____.
Een klok heeft altijd twee wijzer___.
Het getal 443 heeft drie cijfer___.
Peter heeft twee zus____.
De ouders van Peter hebben drie kind_____.

LES 3.2 e 3.3 De Klok - Manual: NEDERLANDS IN BEELD

LES 3.2 De Klok - Manual: NEDERLANDS IN BEELD
Por: Vanda Gomes
Hoe laat is het?
Het is vijf over drie. (3.05)
Het is vijf minuten over drie.
*
Het is vijf voor half vier. (3.25)
Het is vijf minuten voor half vier.
*
Het is vijf over half vier. (3.35)
Het is vijf minuten over half vier.
*
Het is vijf voor vier. (3.55)
Het is vijf minuten voor vier uur.
****
HOE LAAST IS HET?
2.05 – Het is____________
2.10 – Het is____________
2.12 – Het is____________
2.15 – Het is____________
2.20 – Het is____________
2.25 – Het is____________
2.30 – Het is____________
2.35 – Het is____________
2.38 – Het is____________
2.40– Het is____________
2.44 – Het is____________
2.45 – Het is____________
2.54 – Het is____________
LES 3.3 De Klok - Manual: NEDERLANDS IN BEELD
Por: Vanda Gomes
Is het al vier uur? (4.00)
Nee, het is pas drie uur. (3.00)
*
Is het al vier uur? (4.00)
Bijna. Het is bijna vier uur. (+-4.00)
Over twee minuten is het vier uur. (3.57)






LES 3.1 De Klok - Manual: NEDERLANDS IN BEELD

LES 3.1 De Klok - Manual: NEDERLANDS IN BEELD
Por: Vanda Gomes
Hoe laat is het?
Het is drie uur. (3.00)
*
Het is kwart over drie. (3.15)
*
Het is half vier. (3.30)
*
Het is Kwart voor vier. (3.45)
*
Het is vier uur. (4.00)
****
HOE LAAST IS HET?
2.00 – Het is____________
2.15 – Het is____________
2.30 – Het is____________
2.45 – Het is____________
4.00 – Het is ___________
6.30 – Het is____________
7.15 – Het is____________