Woord voor woord Les 3 .....*Waar is mijn pen?
Woorden:
Werkwoorden.. *Zelfstandige naamwoorden.. *Overige woorden
geef .................*het raam ...............................*alsjeblieft
lees .................*de muur ................................ *dankjewel
schrijf(t) .......... *het woord ............................. *dit - dat
kijk ...................*het huis ................................ *aan
woon(t) ............................................................*waar
is .....................................................................*onder
..........................................................................*mijn
..........................................................................*jouw
..........................................................................*voor - achter
Woorden:
Werkwoorden.. *Zelfstandige naamwoorden.. *Overige woorden
geef .................*het raam ...............................*alsjeblieft
lees .................*de muur ................................ *dankjewel
schrijf(t) .......... *het woord ............................. *dit - dat
kijk ...................*het huis ................................ *aan
woon(t) ............................................................*waar
is .....................................................................*onder
..........................................................................*mijn
..........................................................................*jouw
..........................................................................*voor - achter
Waar is …?
Waar woon jij?
*
Waar woon jij?
*
Video:
Hallo, Welkom bij woord voor woord. Dit is les 3. *Waar is mijn pen?
Hallo, Welkom bij woord voor woord. Dit is les 3. *Waar is mijn pen?
Waar is mijn pen. Waar?!
Waar is mijn pen?
Ah, mijn pen is onder het boek.
Op-onder.
Dit is mijn pen.
Rick, is dit jouw pen? ...........................R: Nee, dit is mijn pen.
Ja, dat is jouw pen. Dit is mijn pen
Ik geef mijn pen aan Rick. Ik geef.
Alsjeblieft .............................................R: Dankjewel.
Ik geef het boek aan Rick.
Alsjeblieft .............................................R: Dankjewel.
Ik geef het papier aan Rick.
Alsjeblieft .............................................R: Dankjewel.
Dit is mijn boek.
Rick dat is jouw boek?
Waar is jouw boek?
Rick, schrijf jouw naam.
Schrijf jouw naam op het papier.
Rick schrijft Rick.
Ik schrijf mijn naam.
Ik schrijf mijn naam op het papier.
Rick schrijft Rick. Ik schrijf Mirjam.
Mirjam is mijn naam.
Ik schrijf.
Waar is mijn pen?
Ah, mijn pen is onder het boek.
Op-onder.
Dit is mijn pen.
Rick, is dit jouw pen? ...........................R: Nee, dit is mijn pen.
Ja, dat is jouw pen. Dit is mijn pen
Ik geef mijn pen aan Rick. Ik geef.
Alsjeblieft .............................................R: Dankjewel.
Ik geef het boek aan Rick.
Alsjeblieft .............................................R: Dankjewel.
Ik geef het papier aan Rick.
Alsjeblieft .............................................R: Dankjewel.
Dit is mijn boek.
Rick dat is jouw boek?
Waar is jouw boek?
Rick, schrijf jouw naam.
Schrijf jouw naam op het papier.
Rick schrijft Rick.
Ik schrijf mijn naam.
Ik schrijf mijn naam op het papier.
Rick schrijft Rick. Ik schrijf Mirjam.
Mirjam is mijn naam.
Ik schrijf.
****
Les 3
Ik lees. Ik lees mijn naam. Mirjam. Ik lees mijn naam.
Ik lees in het boek.
Ik lees.
Ik lees ‘tas’.
Tas, het woord.
Woord, woord, woord, woord, woord.
Allemaal woorden.
Het woord tas. Ik lees tas.
Ik schrijf tas.
Ik zit, ik zit op de stoel.
Ik sta. Ik sta voor de stoel.
Ik sta achter de stoel. Voor – achter.
Ik zit op de stoel - Ik zit op de tafel. .................R: Waar is de docent?
Ik zit onder de tafel.
Waar is mijn pen?
Mijn pen is onder het boek.
Mijn pen is op het boek.
Mijn pen is onder het boek.
Ik kijk. Ik kijk naar de muur.
De muur. Ik kijk naar de muur.
Ik kijk naar het raam.
Ik kijk.
Ik kijk naar het huis.
Ik wijs naar het huid. Ik kijk- ik wijs.
Dit is mijn huis.
Ik woon in dit huis.
Ik woon in Groningen.
Rick, waar woon jij? ....................................R: Ik woon in Groningen.
Rick woont in Groningen, ik woon in Groningen.
Waar woon jij?
Ik lees. Ik lees mijn naam. Mirjam. Ik lees mijn naam.
Ik lees in het boek.
Ik lees.
Ik lees ‘tas’.
Tas, het woord.
Woord, woord, woord, woord, woord.
Allemaal woorden.
Het woord tas. Ik lees tas.
Ik schrijf tas.
Ik zit, ik zit op de stoel.
Ik sta. Ik sta voor de stoel.
Ik sta achter de stoel. Voor – achter.
Ik zit op de stoel - Ik zit op de tafel. .................R: Waar is de docent?
Ik zit onder de tafel.
Waar is mijn pen?
Mijn pen is onder het boek.
Mijn pen is op het boek.
Mijn pen is onder het boek.
Ik kijk. Ik kijk naar de muur.
De muur. Ik kijk naar de muur.
Ik kijk naar het raam.
Ik kijk.
Ik kijk naar het huis.
Ik wijs naar het huid. Ik kijk- ik wijs.
Dit is mijn huis.
Ik woon in dit huis.
Ik woon in Groningen.
Rick, waar woon jij? ....................................R: Ik woon in Groningen.
Rick woont in Groningen, ik woon in Groningen.
Waar woon jij?
Dit was les 3
Tot de volgende les!
Audio: https://youtu.be/Vr4ugn1kRp0
Tot de volgende les!
Audio: https://youtu.be/Vr4ugn1kRp0
Sem comentários:
Enviar um comentário