domingo, 14 de dezembro de 2014

LES 15 - AUDIO - In het weekend - No fim de semana

In het weekend No fim de semana
Criado por Vanda Gomes
-Wat heb je het afgelopen weekend gedaan?
Ik heb een druk weekend gehad. Eerst heb ik boodschappen gedaan op de markt. Ik heb groenten, vis en fruit gekocht. Op weg naar huis heb ik ergens midden op straat bloemen gekocht voor een vriendin.
-En´s avonds? Ik was van plan bij je langs te gaan. Ik heb gebeld, maar je bleek niet thuis.
Ik was bij die vriendin op bezoek Ze is net terug van vakantie.
-Waar is ze naartoe geweest?
Naar Egypte. Toevallig bem ik daar ook pas geweest.
-Jullie hebben vast en zeker de hele avond over de vakantie gepraat.
Ja, we hebben elkaar uitgebreid over onze ervaringen verteld. Een leuk onderwerp van gesprek. We hebben ook foto´s bekeken die zij tijdens haar reis heeft gemaakt. En ik heb mijn foto´s laten zien.
-Hebben jullie niet dezelfde reis gemaakt?
Nee, zij reisde allen, ik was met een groep. Dan ben je een stuk minder vrij. Maar het schijnt de beste manier te zijn om veet te zien. We hadden een vol programma. Ik heb hier wat foto´s van de hele groep. Kijk, die vrouw in het midden had de leiding. Achter ons staat een gebouw... hoe noemen ze dat ook al weer? Ik vergeet het telkens, ik kan de naam niet onthouden. Maar een interessant land, hoor. Het heeft grote indruk op mij gemaakt. Het was de moeite waard. Ben jij er ooit geweest?
-Nee. Wij gaan meestal naar China. Daar komt mijn vrouw vandaan.
Maar daarover vertel ik een andere keer wel meer.
****
In het weekend No fim de semana
-Wat heb je het afgelopen weekend gedaan? |-O que fizeste no último fim de semana?
Ik heb een druk weekend gehad. Eerst heb ik boodschappen gedaan op de markt. Ik heb groenten, vis en fruit gekocht. Op weg naar huis heb ik ergens midden op straat bloemen gekocht voor een vriendin. |Eu tive um fim de semana agitado. Primeiro eu fui ás compras no mercado. Eu comprei legumes, peixe e fruta. No caminho para casa comprei algures no meio da rua flores para uma amiga.
-En ´s avonds? Ik was van plan bij je langs te gaan. Ik heb gebeld, maar je bleek niet thuis. |E há noite? Eu estava a planear ir ter contigo. Eu liguei, mas não estavas em casa.
Ik was bij die vriendin op bezoek ze is net terug van vakantie. |Eu tinha ido visitar essa amiga, ela acabou de voltar de férias.
-Waar is ze naartoe geweest? |-Onde ela foi?
Naar Egypte. Toevallig ben ik daar ook pas geweest. |Para o Egipto. Coincidentemente eu também estive lá há pouco tempo.
-Jullie hebben vast en zeker de hele avond over de vakantie gepraat. |-Vocês tiveram certamente a conversar toda a noite sobre as férias.
Ja, we hebben elkaar uitgebreid over onze ervaringen verteld. Een leuk onderwerp van gesprek. We hebben ook foto´s bekeken die zij tijdens haar reis heeft gemaakt. En ik heb mijn foto´s laten zien. |Sim, nós falámos extensivamente sobre as nossas experiências. Um bom tema de conversa. Vimos também fotos que ela fez durante a sua viagem. E mostrei as minhas fotos.
-Hebben jullie niet dezelfde reis gemaakt? |-Não fizeram a mesma viagem?
Nee, zij reisde alleen, ik was met een groep. Dan ben je een stuk minder vrij. Maar het schijnt de beste manier te zijn om veel te zien. We hadden een vol programma. Ik heb hier wat foto´s van de hele groep. Kijk, die vrouw in het midden had de leiding. Achter ons staat een gebouw... Hoe noemen ze dat ook al weer? Ik vergeet het telkens, ik kan de naam niet onthouden. Maar het is een interessant land, hoor. Het heeft grote indruk op mij gemaakt. Het was de moeite waard. Ben jij er ooit geweest? |Não, ela viajou sozinha, eu estava com um grupo. Ai você esta menos livre. Mas parece que é a melhor maneira de ver muito. Tivemos um programa completo. Tenho algumas fotos de todo o grupo. Olha, essa mulher no meio estava no comando. Atrás de nós esta um edifício... Como é que eles chamam isso de novo? Eu esqueço todas as vezes, eu não consigo memorizar o nome. Mas é um país interessante. Teve um grande impacto em mim. Valeu a pena. Alguma vez você já foi lá?
-Nee. Wij gaan meestal naar China. Daar komt mijn vrouw vandaan. |-Não. Normalmente vamos para a China. A, minha esposa vem de lá.
Maar daarover vertel ik een andere keer wel meer. |Mas conto-te mais sobre isso outra vez.

terça-feira, 2 de dezembro de 2014

LES 14 - AUDIO - Waar is - Onde está

Waar is...? Onde está...?
-Mevrouw, mevrouw... Kunt u mij zeggen waar de Beverstraat is?
De Beverstraat? Nee, geen idee. Die ken ik niet. Daar heb ik nooit van gehoord. Maar ik ben niet bekend in deze omgeving. Het spijt me.
-Dag menner, kunt u mij de weg wijzen? Ik zoek de Beverstraat.
Já, dan zit u wel in de verkeerde buurt. U kunt het beste lijn 3 nemen, aan de andere kant van de weg, richting Zuidplein. Precies hier tegenover.
-O, maar ik ben met de auto.
Dan moet u even keren. Volgt u de borden “Maastunnel”. Voorbij de Maastunnel komt u op een plein. Daar gaat u naar rechts. Dan komt u op een vrij brede en drukke weg. Na ongeveer een kilometer komt u langs een grote kerk. Daar buigt de weg scherp naar links.
Dan moet u de eerste straat rechts hebben. Het beste kunt u daar nog een keer vragen naar de Beverstraat. Ik geloof dat er aan het begin van die weg ook een bord staat met de plattegrond van dat gebied. Succes!
O, kijk daar op de hoek staat dat bord waarower die menner sprak.
-Ik zie niets.
Daar met die grote letter I van informatie. Er is daar okk voldoende plaats voor de auto.
Ik stop daar even om te kijken hoe naar de Beverstraat moeten rijden.
Hier is een alfabetische lijst met de namen van de straten. Beverstraat, die ligt in B3.
-Ja, ik heb hem gevonden. We bevinden ons hier, op dit punt. Zie je, dit is de plaats waar we staan. Eerst rechtdoor, voorbij dat groene veld, de tweede straat links en dan de eerste straat rechts. Dat moeten we proberen te onthouden.
****
Waar is...? Onde está...?
-Mevrouw, mevrouw... Kunt u mij zeggen waar de Beverstraat is? |Sr.ª, sr.ª ... Você pode me dizer onde Beverstraat é?
De Beverstraat? Nee, geen idee. Die ken ik niet. Daar heb ik nooit van gehoord. Maar ik ben niet bekend in deze omgeving. Het spijt me. |A Beverstraat? Não, não faço ideia. Essa eu não conheço. Eu nunca tinha ouvido falar. Mas eu não conheço muito nesta área. Sinto muito.
-Dag meneer, kunt u mij de weg wijzen? Ik zoek de Beverstraat. |Bom dia, Sr, você poderá me mostrar o caminho? Procuro a Beverstraat.
Já, dan zit u wel in de verkeerde buurt. U kunt het beste lijn 3 nemen, aan de andere kant van de weg, richting Zuidplein. Precies hier tegenover. |Sim, então você esta na zona errado. Você pode melhor apanhar a linha 3, do outro lado da estrada, em direcção Zuidplein. Exactamente aqui oposto.
-O, maar ik ben met de auto. |Oh, mas eu estou de carro.
Dan moet u even keren. Volgt u de borden “Maastunnel”. Voorbij de Maastunnel komt u op een plein. Daar gaat u naar rechts. Dan komt u op een vrij brede en drukke weg. Na ongeveer een kilometer komt u langs een grote kerk. Daar buigt de weg scherp naar links. |Então você tem de virar. Siga as indicações para o "Maastunnel". Além do Maastunnel chega a uma praça. Lá você vire à direita. Então você chega a uma estrada bastante ampla e movimentada. Depois de um quilometro você vai passar por uma igreja grande. Aí a estrada se dobra abruptamente para a esquerda.
Dan moet u de eerste straat rechts hebben. Het beste kunt u daar nog een keer vragen naar de Beverstraat. Ik geloof dat er aan het begin van die weg ook een bord staat met de plattegrond van dat gebied. Succes! |Em seguida, você deve ter a primeira rua à direita. É melhor perguntar por lá novamente pela Beverstraat. Eu acredito que no início desse caminho que esta um placar com um mapa dessa área. Sucesso!
O, kijk daar op de hoek staat dat bord waarovwer die meneer sprak. |Oh, olha ali à esquina esta o placar que o senhor estava a falar.
-Ik zie niets. |-Eu não vejo nada.
Daar met die grote letter I van informatie. Er is daar ook voldoende plaats voor de auto. |Ali aquela com a letra grande I de informação. Também há espaço suficiente para o carro.
Ik stop daar even om te kijken hoe naar de Beverstraat moeten rijden. |Eu paro lá apenas para ver como se vai para a Beverstraat.
Hier is een alfabetische lijst met de namen van de straten. Beverstraat, die ligt in B3. |Aqui está uma lista alfabética dos nomes das ruas. Beverstraat, está localizado em B3.
-Ja, ik heb hem gevonden. We bevinden ons hier, op dit punt. Zie je, dit is de plaats waar we staan. Eerst rechtdoor, voorbij dat groene veld, de tweede straat links en dan de eerste straat rechts. Dat moeten we proberen te onthouden. |Sim, eu encontrei-o. Nós encontramo-nos aqui, neste ponto. Vês, este é o lugar onde estamos. Primeiro em frente, passamos aquele campo verde, a segunda rua à esquerda e, em seguida, a primeira rua à direita. Isto temos de tentar memorizar!

segunda-feira, 1 de dezembro de 2014

LES 13 - AUDIO - Naar de politie - Para a policia

13 Naar de politie - Para a policia.
Dag Anita. Waar was je gisteren? Je was niet aanwezig. Waar ben je geweest?
Ik heb je gisteren gemist.
-Ik bem bij de politie geweest. Ik moest mijn visum in orde maken.
Heeft dat de hele dag geduurd? Hoe is dat mogelijk?
-Het duurde lang, omdat het erg druk was bij de politie. Ik moest lang wachten.
Ik heb een paar uur gewacht voordat ik aan de beurt was. Ik woon in Rotterdam.
Er wonen nu eenmaal veel buitenlanders in Rotterdam en daardoor is het meestal erg druk bij de politie.
En hoe is het afgelopen? Hoe is het gegaan? Is het gelukt met je visum?
-Nou, Ik zat eerst wel in spanning, maar het is gelukt. Ik heb weer een verblijfsvergunning voor twaalf maanden. Ik hoef voorlopig niet terug te komen, pas over een heel jaar.
Wat moet je eigenlijk doen om hier te mogen blijven?
-De politie stelt eerst een aantal vragen waarop je antwooed moet moet geven: Wat is de reden dat u naar Nederland bent gekomen? Hoe lang bent u van plan te blijven? Hebt u voldoende geld of middelen van bestaan? Hebt u een bankrekening? Mag ik zien hoeveel geld daarop staat?
Kost het veel moeite om in Nederland te mogen blijven?
-Dat ligt eraan. Dat hangt onder andare (o.a) af van de reden waarom je in Nederland bent. Als je hier gaat studeren en je hebt voldoende geld, dan komt het meestal snel in orde. Als je uit een land komt waar oorlog wordt gevoerd, is de kans ook groot dat je mag blijven. Zodra het echter vrede is, moet je eigenlijk weer terug. Een visum wordt meestal geweigerd, als de politie constateert dat je weinig of geen geld bezit en hier werk komt zoeken. Dus als je om economische redenen bent gekomen. Dan moet je weer wertrekken. Behalve als je uit een land komt dat tot de Europese Unie behoort. Dan heb je zelfs geen visum nodig.
****
Naar de politie - Para a polícia
Dag Anita. Waar was je gisteren? Je was niet aanwezig. Waar ben je geweest? |Bom dia Anita. Onde você estava ontem? Você não estavam presente. Onde é que estiveste?
Ik heb je gisteren gemist. |Eu senti sua falta ontem.
-Ik ben bij de politie geweest. Ik moest mijn visum in orde maken. |-Eu estive na polícia. Tive que fazer (por) meu visto em ordem.
Heeft dat de hele dag geduurd? Hoe is dat mogelijk? |E isso durou o dia todo? Como isso é possível?
-Het duurde lang, omdat het erg druk was bij de politie. Ik moest lang wachten. |-Levou muito tempo, porque estava muita gente na polícia. Eu tive que esperar muito tempo.
Ik heb een paar uur gewacht voordat ik aan de beurt was. Ik woon in Rotterdam. |Esperei algumas horas antes da minha vez. Eu vivo em Rotterdam.
Er wonen nu eenmaal veel buitenlanders in Rotterdam en daardoor is het meestal erg druk bij de politie. |Há muitos estrangeiros em Rotterdam e, portanto, geralmente esta muita gente na polícia.
En hoe is het afgelopen? Hoe is het gegaan? Is het gelukt met je visum? |E como é que acabou? Como foi? Conseguiu o seu visto?
-Nou, Ik zat eerst wel in spanning, maar het is gelukt. Ik heb weer een verblijfsvergunning voor twaalf maanden. Ik hoef voorlopig niet terug te komen, pas over een heel jaar. |Bem, eu estava ao principio tensa, mas funcionou. Eu tenho de novo uma autorização de residência de doze meses. Eu não preciso de voltar de momento, apenas depois de um ano completo.
Wat moet je eigenlijk doen om hier te mogen blijven? |O que você tem que realmente fazer para poder permanecer aqui?
-De politie stelt eerst een aantal vragen waarop je antwoord moet moet geven: Wat is de reden dat u naar Nederland bent gekomen? Hoe lang bent u van plan te blijven? Hebt u voldoende geld of middelen van bestaan? Hebt u een bankrekening? Mag ik zien hoeveel geld daarop staat? |-A policia vai fazer umas perguntas que tem de responder: Qual é a razão para você ter vindo para a Holanda? Por quanto tempo você está a planear ficar? Você tem dinheiro suficiente ou meios de sobrevivência? Tem uma conta bancária? Posso ver quanto dinheiro é que lá tem?
Kost het veel moeite om in Nederland te mogen blijven? |-Custa muito esforço para permanecer na Holanda?
-Dat ligt eraan. Dat hangt onder andare (o.a) af van de reden waarom je in Nederland bent. Als je hier gaat studeren en je hebt voldoende geld, dan komt het meestal snel in orde. Als je uit een land komt waar oorlog wordt gevoerd, is de kans ook groot dat je mag blijven. Zodra het echter vrede is, moet je eigenlijk weer terug. Een visum wordt meestal geweigerd, als de politie constateert dat je weinig of geen geld bezit en hier werk komt zoeken. Dus als je om economische redenen bent gekomen. Dan moet je weer vertrekken. Behalve als je uit een land komt dat tot de Europese Unie behoort. Dan heb je zelfs geen visum nodig. |-Isso depende. Isso depende, entre outros (entre outros), sobre a razão pela qual você está na Holanda. Se você vier para estudar aqui e você tem dinheiro suficiente, então ele geralmente fica rapidamente em ordem. Se você vier de um país que se encontra em guerra, as chances também são altas de que você pode ficar. No entanto quando houver paz, você terá de regressar. Um visto é geralmente negada, se a polícia descobre que você tem pouco ou nenhum dinheiro e que vem à procura de trabalho aqui. Então, se você veio por razões económicas. Então você terá de regressar novamente. A menos que você venha de um país pertencente à União Europeia. Então você não precisa mesmo de um visto.

quinta-feira, 27 de novembro de 2014

LES 12 - AUDIO - Op de markt - No mercado

Op de markt - No mercado

Groente de markt:
Sla 0.80 per stuk
Bananen 1.20 per kilo           -         2.5 kilo voor slechts 1.50
Appels 1.45 per kilo
Tomaten 1.00 per pond

Vijf pond bananen voor één-vijftig! Wie is er aan de beurt?
Ja, ik wil bananen graag. Geeft u maar 1 kilo.
-Alstublieft. Anders nog iets, mevrouw?
Wat kosten de appels?
-Die groene zijn 1.45 per kilo, die rode 0.70.
Doet u maar twee kilo groene appels.
-Wil u er een tasje bij?
Nee, dank u, ik heb een grote tas bij me.
Op de markt is van alles te koop. De belangrijkste producten zijn fruit, groente, kaas, en vis. Maar je kunt er ook terecht voor kleren en schoenen. Zowel voor dames als voor heren.
Het material waarvan ze worden gemaakt, is natuurlijk vrij eenvoudig.
-Waarom doen mensen graag hun boodschappen op de markt?
Ze vinden het gezellig. Op de markt wordt handel gedreven. De verkopers proberen met luide stem de aandacht van het publiek te trekken.
We kunnen nog een andere reden noemen: dat zijn de prijzen. Die liggen er wat lager dan in de winkel. De markt is goedkoop vergeleken met een winkel. En in de loop van de dag gaan de prijzen van een hoop producten zelfs nog verder naar beneden. Met andere woorden: je geld is op de mart meer waard dan in een winkel.

****

Op de markt - No mercado
Groente de markt:
Sla 0.80 per stuk |Alface por peça
Bananen 1.20 per kilo |Banana por kg
2.5 kilo voor slechts 1.50 2.5 kg por apenas
Appels 1.45 per kilo |Maça por kg
Tomaten 1.00 per pond |Tomate por meio kg

Vijf pond bananen voor één-vijftig! Wie is er aan de beurt? 2.5 quilos de bananas por €1.50! Quem é o próximo?
Ja, ik wil bananen graag. Geeft u maar 1 kilo. Sim, eu quero bananas. Dá-me apenas um quilo.
-Alstublieft. Anders nog iets, mevrouw? -Por favor. Mais alguma coisa, minha senhora?
Wat kosten de appels? Quanto custa as maçãs?
-Die groene zijn 1.45 per kilo, die rode 1.25. As verdes são €1,45 por quilo, as vermelhas 1,25.
Doet u maar twee kilo groene appels. Quero apenas 2 kg de maçãs verdes.
-Wil u er een tasje bij? -Você gostaria de um saco?
Nee, dank u, ik heb een grote tas bij me. Não, obrigado, eu tenho um saco grande comigo.
Op de markt is van alles te koop. De belangrijkste producten zijn fruit, groente, kaas, en vis. No mercado podes comprar de tudo. Os principais produtos são frutas, legumes, queijo e peixe.
Maar je kunt er ook terecht voor kleren en schoenen. Zowel voor dames als voor heren. Mas você também pode ir para roupas e sapatos. Para homens e mulheres.
Het material waarvan ze worden gemaakt, is natuurlijk vrij eenvoudig. O material de que são feitos, é claro, é bastante simples.
-Waarom doen mensen graag hun boodschappen op de markt? Porque é que as pessoas gostam de fazer as suas compras no mercado?
Ze vinden het gezellig. Op de markt wordt handel gedreven. De verkopers proberen met luide stem de aandacht van het publiek te trekken. Acham acolhedor. No mercado podem negociar. Os vendedores gritam para atrair a atenção do público.
We kunnen nog een andere reden noemen: dat zijn de prijzen. Die liggen er wat lager dan in de winkel. De markt is goedkoop vergeleken met een winkel. En in de loop van de dag gaan de prijzen van een hoop producten zelfs nog verder naar beneden. Met andere woorden: je geld is op de mart meer waard dan in een winkel. Podemos dar outra razão: esta são os preços. O mercado é mais barato comparado com uma loja. E no decorrer do dia, os preços de vários produtos baixam ainda mais. Em outras palavras, o seu dinheiro no mercado vale mais do que numa loja.

terça-feira, 25 de novembro de 2014

LES 11 - AUDIO - Op kamers - No Quarto

Op Kamer
Hoe wonen jullie eigenlijk? Hebben jullie een eigen huis of huren jullie een woning?
En wie woont op kamers, dus bij iemand anders in huis?
Anita, vertel eens hoe je woont.
-Ik woon op kamers, midden in de stad, samen met een vriendin, bij een Nederlandse familie. Wij hebben allebei onze eigen kamer. Maar de douche en de keuken gebruiken we samen. Onze kamers zijn boven, de keuken is beneden. Meestal maken we samen het eten klaar.
Heb je veel contact met die Nederlandse familie?
-We eten af en toe bij hen en zij eten soms ook bij ons.
Vind je het Nederlandse eten lekker?
-Eerlijk gezegd houd ik niet zo van aardappelen. Daar zijn Nederlanders gek op.
Natuurlijk heb ik liever eten uit mijn eigen land.
Maar verder bevalt het Nederlandse eten me wel.
Heb je veel ruimte? Hoe groot is je kamer?
-Mijn kamer is vrij ruim: ongeveer 20 vierkante meter. De keuken is erg nauw: maar twee bij drie meter.
Is het een dure kamer? Hoeveel betaal je als ik vragen mag?
-Tja, wat noemt u duur? Ik betaal ruim 300 euro per maand, inclusief gas en licht.
Hoe bem je aan die kamer gekomen?
-Via een vriendin van mij die al lang in Nederland woont. Zo zie je maar wat een vriend of vriendin voor je kan betekenen.
****
Op Kamer |No quarto
Hoe wonen jullie eigenlijk? Hebben jullie een eigen huis of huren jullie een woning? |Como você realmente vive? Você tem própria casa ou aluga uma casa?
En wie woont op kamers, dus bij iemand anders in huis? |Se viver em quartos alugados, têm alguém na casa?
Anita, vertel eens hoe je woont. |Anita, me diga como você vive.
-Ik woon op kamers, midden in de stad, samen met een vriendin, bij een Nederlandse familie. Wij hebben allebei onze eigen kamer. Maar de douche en de keuken gebruiken we samen. Onze kamers zijn boven, de keuken is beneden. Meestal maken we samen het eten klaar. |-Eu vivo em quartos no centro da cidade, juntamente com um amigo, uma família holandesa. Nós dois temos o nosso próprio quarto. Mas o chuveiro e a cozinha usamos juntos. Os nossos quartos estão lá em cima, a cozinha está lá em baixo. Normalmente fazemos juntos o jantar.
Heb je veel contact met die Nederlandse familie? |Você tem muito contacto com a família holandesa?
-We eten af en toe bij hen en zij eten soms ook bij ons. |-Nós comemos ocasionalmente com eles e eles às vezes comem com a gente.
Vind je het Nederlandse eten lekker? |Como os holandeses se alimentam?
-Eerlijk gezegd houd ik niet zo van aardappelen. Daar zijn Nederlanders gek op. |-Honestamente eu não gosto de comer batatas. Há holandês loucos.
Natuurlijk heb ik liever eten uit mijn eigen land. |É claro que eu preferiria comer (comida do) meu próprio país.
Maar verder bevalt het Nederlandse eten me wel. |Mas também, como bem comida holandesa.
Heb je veel ruimte? Hoe groot is je kamer? |Você tem um monte de espaço? Quão grande é o seu quarto?
-Mijn kamer is vrij ruim: ongeveer 20 vierkante meter. De keuken is erg nauw: maar twee bij drie meter |-O meu quarto é bastante espaçoso: cerca de 20 metros quadrados. A cozinha é muito estreita: apenas 2-3 metros
Is het een dure kamer? Hoeveel betaal je als ik vragen mag? |É um quarto caro? Quanto você paga se posso perguntar?
-Tja, wat noemt u duur? Ik betaal ruim 300 euro per maand, inclusief gas en licht. |-Tja O que vocês chamam de caro? I Eu pago mais de 300 euros por mês, incluindo gás e electricidade.
Hoe bem je aan die kamer gekomen? |Bem como você chegou a esse quarto?
-Via een vriendin van mij die al lang in Nederland woont. Zo zie je maar wat een vriend of vriendin voor je kan betekenen. |-Via um amigo meu que vive muito tempo na Holanda. Então você vê que um amigo pode fazer por você.

domingo, 23 de novembro de 2014

LES 10 - AUDIO - Wanneer - Quando

Wanneer? Quando?

Welke dag is het vandaag? Hoe laat gaan de winkels dicht? Hoe lang duurt de cursus?
Wanneer gaat u met vakantie? Hoe laat bent u opgestaan?
Dit soort vragen stellen we vaak. We willen kennelijk graag weten wanneer iets gebeurt of hoe lang iets duurt. Hieruit blijkt dat tijd een heel belangrijk element is in ons leven.
We verdelen om die reden de tijd in bepaalde stukken: jaren, maanden, weken, dagen en minuten. Zo bestaat een jaar uit twaalf maanden en een maand uit ongeveer vier weken.
Wat voor seizoenen zijn er in Nederland?
Wij verdelen het jaar in vier seizoenen van drie maanden: de lente, de zomer, de herfst en de winter. In juni, juli en augustus is het zomer. En in december, januari en februari is het winter.
Maar wat bedoelt men dan met „voorjaar“ en „najaar“?
In plaats van „lente“ zeggen we ook wel „voorjaar“. Dat is de periode maart, april, mei.
En in plaats van „herfst“ gebruiken we ook het woord „najaar“. Dat seizoen begint in september en eindigt in december.
-Is het in het najaar warm of koud?
Het wordt vooral in oktober en november wat kouder. En de dagen worden korter.
Het wordt vroeg donker, rond vijf uur. En ´s morgens wordt het pas na acht uur weer licht. De natuur verandert, de bladeren vallen van de bomen. Maar in de lente worden de bomen weer groen, als het echt wat warmer wordt. Dat gebeurt in april.
Wanneer werkt u eigenlijk? Quando você realmente funciona?
Ik werk op vijf dagen van de week: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag. In principe begin ik ´s ochtends om half negen.
Tussen half een en half twee heb ik vrij. ´s Middags werk ik meestal tot half zes.
Daarna, dus ´s avonds, ben ik natuurlijk ook vrij.
-Moet u wel eens op reis voor uw werk?
O ja, vrij vaak. Vorige week ben ik naar Londen geweest en volgende week vlieg ik naar Parijs. Mijn huidige baan is erg druk. Gisteren was ik in Amsterdam en morgen ben ik in Rotterdam. ´s Woensdags ben ik bijna altijd op de zaak voor overleg met onze directeur of voor een vergadering.
-Waar is die zaak van u?
Die is dichtbij. Ons kantoor ligt midden in de stad, maar in een rustige straat.
Je hoort er nauwelijks geluid van buiten. We hebben geen last van het verkeer.
-Werkt uw vrouw ook?
Ja. Vroeger werkte zij, net als ik, de hele dag. Tegenwoordig werkt ze halve dagen.
In de toekomst, wanneer de kinderen naar school gaan, gaat ze misschien weer hele dagen werken.
****
8 - Wanneer? Quando?
Welke dag is het vandaag? Hoe laat gaan de winkels dicht? Hoe lang duurt de cursus? Que dia é hoje? A que horas fecham as lojas? Quanto tempo dura o curso?
Wanneer gaat u met vakantie? Hoe laat bent u opgestaan? Quando você vai de férias? A que horas você se levantou?
Dit soort vragen stellen we vaak. We willen kennelijk graag weten wanneer iets gebeurt of hoe lang iets duurt. Hieruit blijkt dat tijd een heel belangrijk element is in ons leven. Este tipo de perguntas nós fazemos muitas vezes. Nós, obviamente, gostaria-mos de saber quando algo acontece ou quanto tempo algum coisa demora. Isso mostra que o tempo é um elemento muito importante na nossa vida.
We verdelen om die reden de tijd in bepaalde stukken: jaren, maanden, weken, dagen en minuten. Zo bestaat een jaar uit twaalf maanden en een maand uit ongeveer vier weken. Dividimos por essa razão o tempo, em vários espaços: anos, meses, semanas, dias e minutos. Assim um ano é composto por doze meses e um mês composto por quatro semanas.
Wat voor seizoenen zijn er in Nederland? Que tipo de estações à na Holanda?
Wij verdelen het jaar in vier seizoenen van drie maanden: de lente, de zomer, de herfst en de winter. In juni, juli en augustus is het zomer. En in december, januari en februari is het winter. Nós dividimos o ano em quatro estações de três meses: primavera, verão, outono e inverno. Em Junho, Julho e Agosto, o verão. E em Dezembro, Janeiro e Fevereiro é inverno.
Maar wat bedoelt men dan met „voorjaar“ en „najaar“? Mas o que queremos dizer com "inicio de ano" e "fim de ano"?
In plaats van „lente“ zeggen we ook wel „voorjaar“. Dat is de periode maart, april, mei. Em vez de "primavera" nós dizemos "início de ano". Esse é o período de Março, Abril, Maio.
En in plaats van „herfst“ gebruiken we ook het woord „najaar“. Dat seizoen begint in september en eindigt in december. E em vez de "outono" nós usamos a palavra "fim de ano". Essa temporada começa em Setembro e termina em Dezembro.
-Is het in het najaar warm of koud? -É no fim de ano quente ou frio?
Het wordt vooral in oktober en november wat kouder. En de dagen worden korter.Fica especialmente em Outubro e Novembro mais frio. E os dias estão ficando mais curtos.
Het wordt vroeg donker, rond vijf uur. En ´s morgens wordt het pas na acht uur weer licht. De natuur verandert, de bladeren vallen van de bomen. Maar in de lente worden de bomen weer groen, als het echt wat warmer wordt. Dat gebeurt in april. Escurece cedo, por volta das cinco horas. E de manhã, amanhece novamente após oito horas. A natureza muda, as folhas caem das árvores. Mas na Primavera as árvores ficam novamente verdes, se realmente ficar mais quente. Isto acontece em Abril.
Wanneer werkt u eigenlijk? Quando você realmente funciona?
Ik werk op vijf dagen van de week: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag. In principe begin ik ´s ochtends om half negen. Eu trabalho cinco dias por semana: segunda, terça, quarta, quinta e sexta-feira. Basicamente eu começo todos os dias às 09:30.
Tussen half een en half twee heb ik vrij. ´s Middags werk ik meestal tot half zes. Entre as doze e meia e as duas e meia eu tenho um furo. Na parte da tarde eu costumo trabalhar até ás seis.
Daarna, dus ´s avonds, ben ik natuurlijk ook vrij. Então, por isso, à noite, claro que estou livre.
-Moet u wel eens op reis voor uw werk? –Tem você de viajar algumas vezes em trabalho?
O ja, vrij vaak. Vorige week ben ik naar Londen geweest en volgende week vlieg ik naar Parijs. Mijn huidige baan is erg druk. Gisteren was ik in Amsterdam en morgen ben ik in Rotterdam. ´s Woensdags ben ik bijna altijd op de zaak voor overleg met onze directeur of voor een vergadering. Ah, sim, com bastante frequência. Na semana passada eu fui para Londres e na próxima semana eu vou voar para Paris. O meu trabalho actual é muito ocupado. Ontem eu estava em Amesterdão, e amanhã eu vou estar em Roterdão. Às quartas-feiras, estou quase sempre o caso para a comunicação com o nosso director ou para uma reunião.
-Waar is die zaak van u? -Onde é a vossa empresa?
Die is dichtbij. Ons kantoor ligt midden in de stad, maar in een rustige straat. Essa fica perto. O nosso escritório está localizado no meio da cidade, mas em uma rua calma.
Je hoort er nauwelijks geluid van buiten. We hebben geen last van het verkeer.
Você não ouve quase nenhum ruído de fora. Nós não somos perturbados pelo transito.
-Werkt uw vrouw ook? - A sua esposa também trabalha?
Ja. Vroeger werkte zij, net als ik, de hele dag. Tegenwoordig werkt ze halve dagen. Sim. Ela trabalhava como eu, o dia todo. Hoje em dia ela está trabalhando meio dia.
In de toekomst, wanneer de kinderen naar school gaan, gaat ze misschien weer hele dagen werken. No futuro, quando as crianças forem para a escola, ela pode voltar a trabalhar dias inteiros.

sábado, 22 de novembro de 2014

LES 9 - AUDIO - Met de bus of met de trein - Vou de autocarro ou de comboio

Met de bus of met de trein | Vou de autocarro ou de comboio
De school waar ik les heb, is niet ver van mijn huis. Ik ga erheen op de fiets.
Ik ben blij dat ik dichtbij woon. Daardoor verlies ik weinig tijd met reizen.
Het kost mij hoogstens vijf minuten. Ik kan eventueel zelfs lopend gaan.
Sommige cursisten komen uit andere steden. Ze wonen ver weg.
Elke ochtend nemen ze de bus of de trein. Dat kost hun veel tijd.
Isabel, hoe kom jij naar de les?
-Ik kom met de tram. Ik stap uit bij het station. Van daar loop ik in 5 minuten naar school.
Hoeveel tijd kost het jou om van huis naar school de gaan?
-Een half uurtje. Soms kom ik met de fiets, zeker als het mooi weer is.
Dan ben ik binnen een kwartier op school.
Wie komt er met de auto?
Eerst zwijgt iedereen, maar dan steekt Boris zijn vinger in de lucht. Hij is de enige.
-Ik, meneer. Ik heb sinds kort een auto.
Neem je liever de auto dan de trein of de bus?
-Ja, dan hoef ik nooit op de bus of de trein te wachten. Met de auto ben ik sneller bij waar ik moet zijn. Alleen als er een file is op de weg - ´s ochtends vroeg en laat in de middag - gaat het niet zo snel. De bus en de trein hebben nog een nadeel: ze zijn vaak erg vol.
Als er geen lege plaatsen zijn, moet je staan. In m´n auto heb ik altijd plaats.
Dat is waar, maar de bus en de trein zijn wel goedkoop, zeker als je studeert.
******
Met de bus of met de trein | Vou de autocarro ou de comboio
De school waar ik les heb, is niet ver van mijn huis. Ik ga erheen op de fiets. |A escola onde eu estou a ser ensinado, não é muito longe da minha casa. Eu vou para lá de bicicleta.
Ik ben blij dat ik dichtbij woon. Daardoor verlies ik weinig tijd met reizen. |Estou feliz por viver nas proximidades. Como resultado, eu perco pouco tempo com a viagem.
Het kost mij hoogstens vijf minuten. Ik kan eventueel zelfs lopend gaan. |Demora-me no maximo cinco minutos. Posso até ir a pé.
Sommige cursisten komen uit andere steden. Ze wonen ver weg. |Alguns alunos vêm de outras cidades. Eles vivem longe.
Elke ochtend nemen ze de bus of de trein. Dat kost hun veel tijd. |Todas as manhãs, eles apanham o autocarro ou o comboio. Isso demora muito tempo.
Isabel, hoe kom jij naar de les? |Isabel, como você veio para a aula?
-Ik kom met de tram. Ik stapte uit bij het station. Van daar loop ik in 5 minuten naar school. |-Venho de eléctrico. Eu saì na estação. De lá, eu ando 5 minutos para a escola.
Hoeveel tijd kost het jou om van huis naar school de gaan? |Quanto tempo você leva para ir de casa para a escola?
-Een half uurtje. Soms kom ik met de fiets, zeker als het mooi weer is. |Uma meia hora. Às vezes eu venho de bicicleta, especialmente se o tempo estiver bom.
Dan ben ik binnen een kwartier op school. |Aí estou dentro de um quarto/hora na escola.
Wie komt er met de auto? |Quem vem com o carro?
Eerst zwijgt iedereen, maar dan steekt Boris zijn vinger in de lucht. Hij is de enige. |Em primeiro lugar, todos estão em silêncio, mas Boris mete o dedo no ar. Ele é o único.
-Ik, meneer. Ik heb sinds kort een auto. |-Eu, senhor. Eu tenho um carro recentemente.
Neem je liever de auto dan de trein of de bus? |Preferes vir no teu carro, invés de trem ou autocarro?
-Ja, dan hoef ik nooit op de bus of de trein te wachten. Met de auto ben ik sneller bij waar ik moet zijn. Alleen als er een file is op de weg - ´s ochtends vroeg en laat in de middag, gaat het niet zo snel. De bus en de trein hebben nog een nadeel: ze zijn vaak erg vol. Sim, assim eu nunca tenho que esperar o autocarro ou trem. |De carro, eu estou onde eu preciso e é mais rápido. Só se apanhar fila pelo caminho - início da manhã e final da tarde - é que não é tão rápido. O autocarro e o comboio tem uma desvantagem: estão frequentemente muito cheios.
Als er geen lege plaatsen zijn, moet je staan. In m´n auto heb ik altijd plaats. |Se não houverem lugares vazios, você deve ficar de pé. No meu carro eu tenho sempre lugar.
Dat is waar, maar de bus en de trein zijn wel goedkoop, zeker als je studeert. |Isso é verdade, mas o autocarro e o trem são baratos, especialmente se você está estudando.

LES 8 - AUDIO - Eten en drinken - Comidas e bebidas

Eten en Drinken | Comidas e Bebidas
Prijzen in kantine
Koffie € 0.85
Thee € 0.80
Broodje kaas €1.20
Broodje ei €1.40
Fruit €0,60 €
Op deze afdeling is een kantine. Wil je wat drinken? Koffie of thee?
Ik heb dorst. Geef me maar een glas koud water.
Laten we aan die tafel gaan zitten, daar bij de deur. Daar zijn een paar stoelen vrij.
Ik leg mijn jas even op die stoel. Wacht je even? Ik ben zo terug.
Kijk, alsjeblieft. Wil je misschien ook wat eten? Ik kan wel een broodje halen.
-Nee, dank je. Ik heb al gegeten. Heb je een stukje papier voor mij? Dan kan ik ondertussen een paar oefeningen maken.
Nederlanders eten driemaal per dag. ´s Ochtends wat brood met iets erop: kaas of vlees.
En ´s middags weer brood. ´s Avonds eten ze warm: aardappelen, vlees of vis, en groente. Dat staat meestal om zes uur op tafel. In het algemeen eet het hele gezin samen.
Verder drinken Nederlanders veel koffie. Sommige mensen nemen een kop sterke koffie voordat ze gaan werken.
Anders hebben ze geen energie, denken ze. En dan eten ze ´s morgens verder niets.
Eten jullie ook drie keer per dag? Wat eet jij ´s morgens? En hoe drink jij de koffie?
Met melk en suiker? Of drink je hem zwart?
-Ik drink liever thee dan koffie. Zonder suiker.

***
Eten en Drinken | Comidas e Bebidas
Prijzen in kantine |Os preços na cantina
Koffie € 0.85 |Café
Thee € 0.80 |Chá
Broodje kaas €1.20 |Pão com queijo
Broodje ei €1.40 |Ovo sanduíche ou pão com ovo
Fruit €0,60 € | Fruta
Op deze afdeling is een kantine. Wil je wat drinken? Koffie of thee? Nesta seção há uma cantina. Quer uma bebida? Café ou chá?
Ik heb dorst. Geef me maar een glas koud water. Estou com sede. Dê-me um copo de água fria.
Laten we aan die tafel gaan zitten, daar bij de deur. Daar zijn een paar stoelen vrij.Vamos sentar naquela mesa, ali perto da porta. Ali estão umas cadeiras vazias.
Ik leg mijn jas even op die stoel. Wacht je even? Ik ben zo terug. Eu vou colocar o meu casaco na cadeira. Esperas um minuto? Eu volto já.
Kijk, alsjeblieft. Wil je misschien ook wat eten? Ik kan wel een broodje halen. Olhe, por favor. Você quer comer alguma coisa? Eu posso comprar uma sanduíche.
-Nee, dank je. Ik heb al gegeten. Heb je een stukje papier voor mij? Dan kan ik ondertussen een paar oefeningen maken. -Não, obrigado. Eu já comi. Você tem um pedaço de papel para mim? Aproveito para fazer uns exercícios.
Nederlanders eten driemaal per dag. ´s ochtends wat brood met iets erop: kaas of vlees. Os holandeses comem três vezes por dia. De manhã um pouco de pão com algo como: queijo ou carne.
En ´s middags weer brood. ´s avonds eten ze warm: aardappelen, vlees of vis, en groente. Dat staat meestal om zes uur op tafel. In het algemeen eet het hele gezin samen. E à tarde, é pão novamente. À noite, eles comem comida quente, carne ou peixe e legumes. Que geralmente está ás seis horas na mesa. Em geral, toda a família come junta.
Verder drinken Nederlanders veel koffie. Sommige mensen nemen een kop sterke koffie voordat ze gaan werken. Além disso, bebem os holandeses muito café. Algumas pessoas tomam uma xícara de café forte antes do trabalho.
Anders hebben ze geen energie, denken ze. En dan eten ze ´s morgens verder niets. Caso contrário, eles pensam que não têm energia. E, em seguida, comem nada de manhã nada.
Eten jullie ook drie keer per dag? Wat eet jij ´s morgens? En hoe drink jij de koffie? Vocês também comem três vezes por dia? O que você come de manhã? E como você toma café?
Met melk en suiker? Of drink je hem zwart? Com leite e açúcar? Ou você bebe negro?
-Ik drink liever thee dan koffie. Zonder suiker. -Eu prefiro beber chá do que café. Sem açúcar.

sexta-feira, 21 de novembro de 2014

LES 7- AUDIO - Boodschappen doen - Fazer compras

Boodschappen doen |Fazer compras

Lijstje boodschappen
Supermarkt: -Markt :
-Melk -Groente
-Vlees -Fruit
-Brood
-Suiker
Aanbieding:
2 halen, 1 betalen
Hé, Anne, waar ga jij heen?
-Hallo, Peter. Ik ga naar de supermarkt. Ik moet boodschappen doen.
Ik ook. Zullen we samen gaan?
-Goed. Moet je veel kopen?
Kijk, ik heb een lijstje gemaakt. Daar staat alles op.
Meneer, mag ik even wat vragen? Waar kan ik de melk vinden?
-Derde gang links, aan het eind rechts.
Even kijken, ik geloof dat ik nu alles heb. O nee, ik heb ook geen koffie meer.
Zie jij de koffie ergens?
-Daar staal de koffie. Ah, een aanbieding: „twee halen, een betalen“
Zo´n voordeel komt altijd goed uit!
-Hebben we nog meer nodig? Moet je geen groente hebben?
Dat haal ik op de markt. Daar is de groente goedkoper dan hier.
.
Anne en Peter gaan betalen. Ze zetten de boodschappen op de band.
-Vijftien euro twintig. Alstubliet. Wilt u de bon?
Nee, dat is niet nodig. Dag
-Tot ziens.
*****
Lijstje boodschappen | lista de compras
Supermarkt: Supermercado |Markt : Mercado
-Melk Leite |-Groente Legumes
-Vlees Carne |-Fruit Frutas
-Brood Pão
-Suiker Açucar
Aanbieding: |Oferta
2 halen, 1 betalen |Leve 2 pague 1
Hé, Anne, waar ga jij heen? |Olá Anne, onde você vai?
-Hallo, Peter. Ik ga naar de supermarkt. Ik moet boodschappen doen. |Olá Peter. Eu vou ao supermercado. Tenho de fazer compras
Ik ook. Zullen we samen gaan? |Eu também. Podemos ir juntos?
-Goed. Moet je veel kopen? |Bom. Vais fazer muitas compras?
Kijk, ik heb een lijstje gemaakt. Daar staal alles op. |Olha, eu fiz uma lista. Está lá tudo.
Meneer, mag ik even wat vragen? Waar kan ik de melk vinden? |Senhor, posso perguntar uma coisa? Onde posso encontrar o leite?
-Derde gang links, aan het eind rechts. |Terceiro passagem à esquerda, à direita no final.
Even kijken, ik geloof dat ik nu alles heb. O nee, ik heb ook geen koffie meer. |Vamos ver, acho que tenho tudo agora. Ah, não, eu tenho mais. Sem café
Zie jij de koffie ergens? Você vê o café? -Daar staal de koffie. Ah, een aanbieding: „twee halen, een betalen“ |-Há o café. Ah uma oferta “ leva 2 paga 1“
Zo´n voordeel komt altijd goed uit! |Essa vantagem é sempre bom!
-Hebben we nog meer nodig? Moet je geen groente hebben? |-Será que precisamos de mais? Se você tiver alguma vegetais?
Dat haal ik op de markt. Daar is de groente goedkoper dan hier. |Eu compro no mercado. Ali são os legumes mais baratos do que aqui. Anne en Peter gaan betalen. Ze zetten de boodschappen op de band. |Anne e Peter vão pagar. Eles colocam as compras na passadeira.
-Vijftien euro twintig. Alstubliet. Wilt u de bon? |15 euros e 20. Por favor. Quer o talão?
Nee, dat is niet nodig. Dag |Não, isso não é necessário. Bom dia
-Tot ziens. |Adeus

quinta-feira, 20 de novembro de 2014

LES 6 - AUDIO - De klok - O Relógio

De klok - O Relógio
-Hoe laat staal u op?
Om zeven uur. Om kwart over zeven (7.15) eet ik wat brood en drink ik thee.
Om half acht (7,30) verlaat ik m´n huis en om kwart voor acht (7.45) neem ik de bus naar het station.
-Dat is nogal vroeg.
Vindt u dat? Er wachten rond die tijd al veel mensen op de bus. Er is nauwelijks plaats in de bus. Het leven begint kennelijk vroeg in Nederland.
-Hoe laat vertrekt uw trein?
Om vijf over acht (8.05). Dat is tenminste de officiele tijd. Maar mijn trein vertrekt niet altijd op tijd. Hij is vaak te laat.
-Hoe lang duurt de reis?
Een kwartier: vijftien minuten. De trein komt aan om tien voor half negen: acht uur twintig (8.20 uur). Dan neem ik de bus naar de school waar ik werk.
De bus vertrekt om vijf over half negen (8.35 uur). De kans dat ik hem mis, is dus klein.
Ik kom liever niet te laat op school.
Want de leerlingen moeten ook op tijd komen.
-Tot hoe laat werkt u?
Dat verschilt van dag tot dag. Normaal gesproken werk ik tot vijf uur.
Een enkele keer houd ik wat eerder op.

***
De klok |O relógio
-Hoe laat staat u op? |A que horas você se levanta?
Om zeven uur. Om kwart over zeven (7.15) eet ik wat brood en drink ik thee. |Às sete. Ás 07:15 como um pouco de pão e bebo chá.
Om half acht (7:30) verlaat ik m´n huis en om kwart voor acht (7.45) neem ik de bus naar het station. |Ás 7:30 saio de casa e às 07:45 eu apanho o autocarro para a estação.
-Dat is nogal vroeg. |-Isso é muito cedo.
Vindt u dat? Er wachten rond die tijd al veel mensen op de bus. Er is nauwelijks plaats in de bus. Het leven begint kennelijk vroeg in Nederland. |Você acha isso? A essa hora já estão muitas pessoas à espera do autocarro. Não há praticamente nenhum lugar no autocarro. A vida começa aparentemente no início da Holanda.
-Hoe laat vertrekt uw trein? |A que horas parte o seu comboio?
Om vijf over acht (8.05). Dat is tenminste de officiele tijd. Maar mijn trein vertrekt niet altijd op tijd. Hij is vaak te laat. |Ás 08:05. Pelo menos esse é o horário. Mas o meu comboio não chega sempre à hora certa. Ele chega muitas vezes atrasado.
-Hoe lang duurt de reis? |Quanto tempo é a viagem?
Een kwartier: vijftien minuten. De trein komt aan om tien voor half negen: acht uur twintig (8:20 uur). Dan neem ik de bus naar de school waar ik werk. |Quinze minutos: 15 minutos. O comboio chega às 8:20 horas. E aí eu apanho o autocarro para a escola onde eu trabalho.
De bus vertrekt om vijf over half negen (8.35 uur). De kans dat ik hem mis, is dus klein. |O autocarro sai às 08:35. A chance de que eu sinto falta dele, é pequena.
Ik kom liever niet te laat op school. |Eu prefiro não chegar atrasada à escola.
Want de leerlingen moeten ook op tijd komen. |Porque os alunos também devem de chegar a horas.
-Tot hoe laat werkt u? |-Até que horas você trabalha?
Dat verschilt van dag tot dag. Normaal gesproken werk ik tot vijf uur. |Isso varia de dia para dia. Normalmente eu trabalho até as cinco horas.
Een enkele keer houd ik wat eerder op. |Poucas vezes eu saio um pouco mais cedo.

LES 5 - AUDIO - Handleiding - Instruções de estudo

Handleiding – Instruções de estudo.
1. Luister, lees en gebruik de woordenlijst.
2. Luister – als je alles begrijpt – zonder in het boek te kijken.
3. Controleer via de gatentekst of je alles begrijpt.
4. Ga verder als het lukt, ga terug als het niet lukt.
5. Herhaal een paar oude teksten.
1. Luister naar de cassette, lees de tekst in het boek en zeg alles na.
Herbaal dit proces tot je de tekst helemaal begrijpt.
Wooeden in cursief zijn nieuw: de betekenis vind je in de woordenlijst naast de tekst.
De andere woorden heb je al geleerd. Dat zijn oude woorden.
2. Wanneer je de tekst helemaal begrijpt en alle woorden kent, sluit dan je boek.
Luister naar de tekst zonder boek, en zeg alles na. Herhaal dit proces tot je de tekst goed kent.
3. Ga nu naar de gatentekst. Hierin ontbreekt een aantal woorden. Als je de tekst goed hebt gelleerd, weet je welke woorden ontbreken. Schrijf geen woorden in je boek.
4. Lukt het niet goed om de juiste woorden te vinden, dan begin je weer bij punt 1 of 2.
Lukt het wel, dan ga je naar de vragen en de oefeningen.
Herhaal de oude teksten vaak. Dan onthoud je de woorden beter.
*******
1. Luister, lees en gebruik de woordenlijst. |Ouvir, ler e usar a lista de palavras (dicionário)
2. Luister – als je alles begrijpt – zonder in het boek te kijken. |Ouça - se você entender tudo - sem olhar no livro.
3. Controleer via de gatentekst of je alles begrijpt. |Controla com um texto com espaços se perceber tudo.
4. Ga verder als het lukt, ga terug als het niet lukt. |Continue se conseguir,volte atrás se não conseguir.
5. Herhaal een paar oude teksten. |Relei-a alguns textos velhos.
1. Luister naar de cassette, lees de tekst in het boek en zeg alles na. |Ouça a cassete, leia o texto no livro e repita tudo.
Herhaal dit proces tot je de tekst helemaal begrijpt. |Repita este processo até perceber o texto todo.
Woorden in cursief zijn nieuw: de betekenis vind je in de woordenlijst naast de tekst. |As palavras em itálico são novas: o significado que você encontrar no dicionário ao lado do texto .
De andere woorden heb je al geleerd. Dat zijn oude woorden. |As outras palavras já as aprendes-te. Essas são palavras velhas.
2. Wanneer je de tekst helemaal begrijpt en alle woorden kent, sluit dan je boek. |Quando percebere o texto todo e souber as palavras todas, fecha o livro.
Luister naar de tekst zonder boek, en zeg alles na. Herhaal dit proces tot je de tekst goed kent. |Ouça o texto sem livro, e repita tudo. Repita este processo até percebere o texto todo.
3. Ga nu naar de gatentekst. Hierin ontbreekt een aantal woorden. Als je de tekst goed hebt gelleerd, weet je welke woorden ontbreken. Schrijf geen woorden in je boek. |Agora vá para o texto com espaços (exercícios).
4. Lukt het niet goed om de juiste woorden te vinden, dan begin je weer bij punt 1 of 2. |Se isso não é bom para encontrar as palavras certas, então começe novamente no ponto 1 ou 2.
Lukt het wel, dan ga je naar de vragen en de oefeningen. |Bem sucedido, então vá para as questões e exercícios.
Herhaal de oude teksten vaak. Dan onthoud je de woorden beter. |Relei-a os textos velhos varias vezes. Assim memoriza as palavras mais facilmente.


sábado, 15 de novembro de 2014

LES 4 - AUDIO - Wanneer heb ik les - Quando tenho eu aulas?

Wanneer heb ik les? |Quando tenho eu aulas?
De cursus begint op maandag 24 augustus.
De cursus eindigt op vrijdag 18 september
Je hebt les op:
maandag dinsdag donderdag vrijdag
ochtend 9/10 9/10 9/10 9/10
middag 2/4
-We krijgen elke dag les, behalve op woensdag. Dus vier (4) dagen per week
.We hebben twee (2) maal per dag les, in de ochtend en in de mddag.
Hoe laat beginnen de lessen?
-´s Morgens begint de les om negen (9) uur. En ´s middags om twee uur.
We beginnen precies op tijd. Niemand komt te laat.
Hoe lang duurt een les?
-´s Ochtends een uur. ´s Middags duren de lessen twee uur.
Wat doen jullie tussen de lessen?
-Dan luisteren we naar de cassettes en leren we de teksten voor de middag.
En ´s avonds?
-Dat leren we thuis de teksten voor de volgende les, met de cassettes.
Krijgen jullie in het weekend geen les?
-Nee, op zaterdag en zondag is er geen les. In het weekend werken veel mensen niet.
Bijna iedereen is dan vrij.
*******
Wanneer heb ik les? |Quando tenho eu aulas?
De cursus begint op maandag 24 augustus. |O curso começa na segunda-feira, 24 Agosto.
De cursus eindigt op vrijdag 18 september |O curso acaba na sexta-feira, 18 Setembro.
Je hebt les op: |Tens aulas ás:
maandag dinsdag donderdag vrijdag
ochtend 9/10 9/10 9/10 9/10
middag 2/4
segunda-feira terça-feira quinta-feira sexta-feira
manhã 9/10 9/10 9/10 9/10
tarde 2/4 2/4 2/4 2/4
Wanneer hebben jullie les? |Quando é que têm aulas?
-We krijgen elke dag les, behalve op woensdag. Dus vier (4) dagen per week. |Nós temos todos os dias aulas, excepto ás quartas-feiras. Ou seja quatro (4) dias por semana
We hebben twee (2) maal per dag les, in de ochtend en in de middag. |Nós temos duas (2) vezes aulas por dia, de manhã e à tarde.
Hoe laat beginnen de lessen? |A que horas começam as aulas?
-´s Morgens begint de les om negen (9) uur. En ´s middags om twee uur. |De manhã a aula começa ás nove (9) horas. E à tarde é ás duas horas.
We beginnen precies op tijd. Niemand komt te laat. | Nós começamos precisamente a horas. Ninguém chega atrasado.
Hoe lang duurt een les? |Quanto é que dura uma aula?
-´s Ochtends een uur. ´s Middags duren de lessen twee uur. |De manhã uma hora. À tarde as aulas duram duas horas.
Wat doen jullie tussen de lessen? |O que fazem vocês entre as aulas?
-Dan luisteren we naar de cassettes en leren we de teksten voor de middag. |Aí ouvimos cassetes e aprendemos os textos para a tarde.
En ´s avonds? |E à noite?
-Dan leren we thuis de teksten voor de volgende les, met de cassettes. |Aí aprendemos em casa os textos para a próxima aula, com as cassetes.
Krijgen jullie in het weekend geen les? |Não recebem aulas ao fim-de-semana?
-Nee, op zaterdag en zondag is er geen les. In het weekend werken veel mensen niet. |Não, aos sábados e domingos não à aulas. Ao fim-de-semana não trabalham muitas pessoas.
Bijna iedereen is dan vrij. |Quase toda a gente esta aí de folga.

sexta-feira, 14 de novembro de 2014

LES 3 - AUDIO - Ik leer Nederlands – Eu aprendo Holandês

Ik leer Nederlands – Eu aprendo Holandês
Waarom leer jij Nederlands?
-Omdat ik nu in Nederland woon. Het is belangrijk dat ik Nederlands ken.
Waarom is dat zo belangrijk?
-Op school, op het werk, in de winkel, overal spreekt men Nederlands.
Hoe leer je Nederlands?
-Ik volg les op een school. We gebruiken een boek en cassettes. De kleur van het boek is groen. We noemen dat boek daarom “Het Groene Boek”.
Preten jullie veel?
-O ja. De leraar stelt vragen: “Hoe heet jij?”, “In welke stad of in welk dorp woon jij?”, “Waar ben je geboren?”, “Waarom leer je Nederlands?”.
En wij geven antwoord. De leraar spreekt langzaam en duidelijk. Hij spreekt niet snel.
En vind je Nederlands een moeilijke taal?
-Nee, Nederlands is niet moeilijk. Ik vind Nederlands tenminste geen moeilijke taal.
En vind Nederlands gemakkelijk. Alle talen zijn trouwens gemakkelijk.
Kleine kinderen leren een taal zonder les en zonder boek.
Maar ze luisteren wel goed.
******
Waarom leer jij Nederlands? |Porquê aprendes tu Holandês?
-Omdat ik nu in Nederland woon. Het is belangrijk dat ik Nederlands ken. |Porque eu agoro vivo na Holanda. É importante que eu aprenda Holandês.
Waarom is dat zo belangrijk? |Porque é que é assim tão importante?
-Op school, op het werk, in de winkel, overal spreekt men Nederlands. |-Na escola, no trabalho, nas lojas, em todo o lado as pessoas falam Holandês.
Hoe leer je Nederlands? |Como aprendes Holandês?
-Ik volg les op een school. We gebruiken een boek en cassettes. De kleur van het boek is groen. We noemen dat boek daarom “Het Groene Boek”. |Eu estou a ter aulas numa escola. Nós utilizamos um livro e casetes. A cor do livro é verde. Por isso é que o chamamos “O Livro Verde”.
Preten jullie veel? |Vocês falam muito?
-O ja. De leraar stelt vragen: “Hoe heet jij?”, “In welke stad of in welk dorp woon jij?”, “Waar ben je geboren?”, “Waarom leer je Nederlands?”. |Ah sim, o professor faz perguntas: “Como te chamas?”, “Em que cidade ou aldeia moras tu?”, “Onde é que nasceste?”, “Porque é que aprendes Holandês?”.
En wij geven antwoord. De leraar spreekt langzaam en duidelijk. Hij spreekt niet snel. |E nós respondemos. O professor fala devagar e é explicito. Ele não fala depressa.
En vind je Nederlands een moeilijke taal? |E achas o Holandês uma língua dificil? |
-Nee, Nederlands is niet moeilijk. Ik vind Nederlands tenminste geen moeilijke taal. |-Não, o Holandês não é dificil. Pelo menos eu não acho Holandês uma língua dificil.
En vind Nederlands gemakkelijk. Alle talen zijn trouwens gemakkelijk. |E acho o Holandês facil. Todas as línguas são faceis.
Kleine kinderen leren een taal zonder les en zonder boek. |Crianças pequenas aprendem a língua sem aulas e sem livros.
Maar ze luisteren wel goed. |Mas eles ouvem bem.

quinta-feira, 13 de novembro de 2014

LES 2 - AUDIO - Uit welk land kom jij? - Manual Delftse Methode

Uit welk land kom jij?
Naam: Johan Pieter Stam
Achternaam: Stam
Voornamen: Johan Pieter
Adress Straat: Hoofdstraat | Nummer: 14
Plaats: Delft
Postcode: 2628AL
Telefoon
Privé: 015 - 3682914
Werk: 010 - 2052174
Geboortedatum (dag/maand/jaar)
10 (tien) maart 1975
Nationaliteit: Nederlandse
Dag Anne. Uit welk land kom jij?
-Ik kom uit Engeland. Ik heb de engelse nationaliteit.
Hoe lang woon je al in Nederland?
-Vier (4) jaar.
Hoe oud ben je? Wat is je leef tijd? Wanner ben je geboren?
-Ik ben geboren op twaalf (12) maart 1973. Ik ben zevenentwinting (27) jaar.
Woon je alleen, bij vrienden of misschien bij familie?
-Nee, ik woon niet alleen. Ik ben getrouwd, met een Nederlander. We wonen in Delft.
Wonnen jullie in het centrum?
-Nee, we wonen buiten het centrum, in een grote flat.
O, en hebben jullie ook kinderen?
-Ja, we hebben twee (2) kinderen, een jongen van drie (3) jaar en een meisje van zes (6) maanden.
Anne komt uit Engeland. Ze is zevenentwintig (27) jaar. Ze is getrouwd en ze heeft een zoon en een dochter. Ze woont al vier jaar met haar man Johan in Delft.

****Tradução Português****

Uit welk land kom jij Que país você é
Naam: Johan Pieter Stam
Achternaam: Stam
Voornamen: Johan Pieter
Adress Straat: Hoofdstraat | Nummer: 14
Plaats: Delft
Postcode: 2628AL
Telefoon
Privé: 015 – 3682914 | Werk: 010 2052174
Geboortedatum (dag/maand/jaar)
10 (tien) maart 1975
Nationaliteit: Nederlandse
Dag Anne. Uit welk land kom jij? |Bom dia Anne. Que país você é?
-Ik kom uit Engeland. Ik heb de engelse nationaliteit. |-Eu sou da Inglaterra. Tenho a nacionalidade Inglês.
Hoe lang woon je al in Nederland? |Há quanto tempo você viveu na Holanda?
-Vier (4) jaar. |E quatro (4) anos.
Hoe oud ben je? Wat is je leef tijd? Wanner ben je geboren? |Quantos anos você tem? Qual é a sua idade? Quando você nasceu?
-Ik ben geboren op twaalf (12) maart 1973. Ik ben zevenentwinting (27) jaar. -Eu nasci em 12 (doze), em março de 1973. Eu tenho (27) anos.
Woon je alleen, bij vrienden of misschien bij familie? |Você mora sozinho, com amigos ou talvez com a família?
-Nee, ik woon niet alleen. Ik ben getrouwd, met een Nederlander. We wonen in Delft. Não, eu não vivo sozinho. Estou casada com um holandês. Vivemos em Delft.
Wonnen jullie in het centrum? Vocês vivem no centro?
-Nee, we wonen buiten het centrum, in een grote flat. Não, nós vivemos fora do centro da cidade, em um grande apartamento.
O, en hebben jullie ook kinderen? Ah, e você tem filhos?
-Ja, we hebben twee (2) kinderen, een jongen van drie (3) jaar en een meisje van zes (6) maanden. Sim, temos dois (2) filhos, um menino de três (3) anos e uma menina de seis (6) meses.
Anne komt uit Engeland. Ze is zevenentwintig (27) jaar. Ze is getrouwd en ze heeft een zoon en een dochter. Ze woont al vier jaar met haar man Johan in Delft. Anne vem da Inglaterra. Ela tem vinte e sete (27) anos. Ela é casada e tem um filho e uma filha. Ela vive à quatro anos com seu marido John, em Delft.

LES 1 - AUDIO - Hoe heet jij? Qual o seu nome? - Manual Delftse Methode

Do manual Delftse Methode - Les 1
Criado por: Vanda Gomes

Hoe heet jij?
*
Naam: Eva Sterk
Adres: Steenstraat nummer:10
Plaats: Rotterdam
Telefoon: 010 - 2134578
Dag. Ik ben Eva. Mijn naam is Eva Sterk. Ik ben de lerares.
Hoe heet jij? Wat is jouw naam?
-Ik heet Maria- Mijn naam is Maria.
Dag Maria.
-Dag mevrouw.
Uit welk land kom jij?
-Ik kom uit Spanje.
*
En u meneer? Hoe heet u? Wat is uw naam?
-Mijn naam is Lie.
Waar komt u vandaan? Uit welk land komt u?
-Uit China.
Waar woont u?
-Ik woon nu in Nederland.
In welke stad en in welke straat?
-In Den Haag, in de Marktstraat, op nummer 5 (vijf)
En wat is het nummer van uw telefoon?
-Ik heb nog geen telefoon.
*
De lerares heet Eva. Ze komt uit Nederland.
Mijnheer Lie komt niet uit Nederland, maar uit China.
Hij woont nu in Den Haag.

********

Hoe heet jij? ..................................... Qual o seu nome?
Naam: Eva Sterk .............................. Nome: Eva Sterk
Adres: Steenstraat nummer:10 ........ Morada: 
Plaats: Rotterdam ............................ Localidade:
Telefoon: 010 - 2134578 ................  Telefone:

*
Dag. Ik ben Eva. Mijn naam is Eva Sterk. Ik ben de lerares. ......Bom dia . Eu sou Eva. Meu nome é Eva Sterk. Eu sou a professora.
Hoe heet jij? Wat is jouw naam? ............ Qual o seu nome? Qual é o seu nome?
-Ik heet Maria. Mijn naam is Maria. ....... -Eu Chamado Marian. Meu nome é Maria.
Dag Maria............................................... Bom dia Maria
-Dag mevrouw. ...................................... - Bom dia Senhora
Uit welk land kom jij? .............................. Que país você é?
-Ik kom uit Spanje. ................................. -Eu venha de Espanha. 
*
En u meneer? Hoe heet u? Wat is uw naam? .......... E você, senhor? Qual é o seu nome? Qual é o seu nome?
-Mijn naam is Lie. ..................................................... Meu nome é Lie
Waar komt u vandaan? Uit welk land komt u? ......... De onde você é? De que país você é?
-Uit China. ................................................................ -Da China
Waar woont u? .......................................................... Onde você mora?
-Ik woon nu in Nederland. ......................................... -Eu estou a viver agora na Holanda.
In welke stad en in welke straat? .............................. Em que cidade e que rua?
-In Den Haag, in de Marktstraat, op nummer 5 (vijf)..-Em Haia, na Marktstraat, no número 5 (cinco)
En wat is het nummer van uw telefoon? ................... E qual é o número do seu telefone?
-Ik heb nog geen telefoon. ....................................... -Eu não tenho telefone.
*
De lerares heet Eva. Ze komt uit Nederland. ...............A professora é Eva. Ela vem da Holanda.
Mijnheer Lie komt niet uit Nederland, maar uit China... O Sr. Lie não é proveniente dos Países Baixos, mas a China.
Hij woont nu in Den Haag. ........................................... Ele agora vive em Haia.

terça-feira, 11 de novembro de 2014

30 - In het hotel, aankomst - No hotel, chegada In het hotel – klachten - No hotel - Reclamações

Criado por Vanda Gomes

In het hotel – aankomst
Heeft u een kamer vrij?                      (Você) tem um quarto livre?
Ik heb een kamer gereserveerd.          Eu reservei um quarto.
Mijn naam is Müller.                           O meu nome é Müller.
Ik heb een eenpersoonskamer nodig.   Eu preciso de um quarto simples.
Ik heb een tweepersoonskamer nodig. Eu preciso de um quarto duplo.
Hoeveel kost de kamer per nacht?      Quanto é que custa o quarto por noite?
Ik wil graag een kamer met bad.         Gostaria de um quarto com casa de banho.
Ik wil graag een kamer met douche.    Gostaria de um quarto com chuveiro.
Kan ik de kamer zien?                  Posso ver o quarto?
Is er hier een garage?                   Há alguma garagem aqui?
Is er hier een safe?                      Há algum cofre aqui?
Is er hier een fax?                        Há algum fax aqui?
Goed, ik neem de kamer.             Está bem, eu fico com o quarto.
Hier zijn de sleutels.                    Aqui estão as chaves. 
Hier is mijn bagage.                     Aqui está a minha bagagem.
Hoe laat is het ontbijt?                 A que horas é o pequeno-almoço?
Hoe laat is de lunch?                   A que horas é o almoço? 
Hoe laat is het avondeten?           A que horas é o jantar?

 
In het hotel – klachten - No hotel - Reclamações
De douche werkt niet.                  O chuveiro não funciona.
Er komt geen warm water.            Não há água quente.
Kunt u dat laten repareren?           Pode mandar arranjar isto?
Er is geen telefoon in de kamer.    Não há telefone no quarto.
Er is geen televisie in de kamer.   Não há televisão no quarto.
De kamer heeft geen balkon.        O quarto não tem varanda. 
De kamer is te lawaaierig.            O quarto é muito barulhento.
De kamer is te klein.                    O quarto é muito pequeno.
De kamer is te donker.                 O quarto é muito escuro.
De verwarming doet het niet.        O aquecimento não funciona.
De airconditioning doet het niet.    O ar- condicionado não funciona.
De televisie is stuk.                      A televisão não funciona.
Dat bevalt me niet.                       Não gosto disto.  
Dat is me te duur.                         É muito caro. 
Heeft u iets goedkopers?              Tem alguma coisa mais barata?
Is er hier in de buurt een jeugdherberg?   Há aqui perto uma pousada da juventude?
Is er hier in de buurt een pension?          Há aqui perto uma pensão?
Is er hier in de buurt een restaurant?       Há aqui perto um restaurante?